Enkele malen per jaar wandelen mijn vriend en ik door de Amsterdamse Waterleidingduinen en dan komen we weleens langs de omheining waarin zich een populatie moeflons moet bevinden. Ik zeg 'moet', want geen enkele keer zag ik ook maar een glimp van de dieren.
In april 2009 kwamen we er weer, dit maal vergezeld van onze vriend W. Toen we dichterbij de omheining kwamen, hoorden we gemekker van schapen.
'Ik hoor ze al,' zei W.
Dat waren de moeflons? Ik kon het moeilijk geloven. Omdat ik zelfs nog nooit een plaatje van een moeflon had gezien, dacht ik – misschien door de klank van hun naam – dat het vrij grote, forse dieren waren. Zo'n dier mekkert toch niet als een schaap? Toen kwam er een groepje van vier mannetjes tevoorschijn en het beeld dat ik van ze had brak in duizend stukken: deze dieren zijn klein en slank, waarschijnlijk zelfs kleiner dan schapen. Twee mannetjes verdwenen al snel, maar de andere twee bleven nog even bij ons in de buurt. Het viel ons op dat de hoeven erg lang waren uitgegroeid, wat ook op de foto's goed te zien is. Volgens W kwam dat omdat moeflons in het wild op rotsachtige bodem leven, waar de hoeven snel slijten.
Na wat speurwerk in boeken en op het internet, vond ik dat moeflons oorspronkelijk voorkwamen in lichte naaldbossen met dichte ondergroei op de berghellingen van Sardinië en Corsica. Is de bodem daar rotsachtig? Ik denk het niet.
Door overbejaging en habitatverlies leven er op Sardinië en Corsica tegenwoordig nog maar een paar honderd moeflons. Elders in Europa, waar ze in de achttiende eeuw zijn ingevoerd (voor de jacht!), gedijen ze echter goed. Op de Nederlandse Veluwe alleen al leven er zo'n driehonderd en sinds enige tijd is er dus ook de kleine populatie in de Waterleidingduinen.
dinsdag 8 december 2009
maandag 23 november 2009
Zuidelijk Boomsprinkhanen
Op 11 augustus vond ik een vrouwelijke sabelsprinkhaan (te herkennen aan de sabelvormige legboor en de zeer lange voelsprieten) op een blad van de druif zitten, pal achter het keukenraam. Op zich misschien niet zo bijzonder, maar dit dier had geen vleugels en de druif bevond zich op een balkon op drie-hoog, midden in de stad.
Nu kunnen insecten goed tegen loodrechte wanden klimmen, maar waarom passeerde deze de twee lager gelegen balkons om per se op onze druif te gaan zitten? Ze bleef er zelfs drie dagen achtereen, waarvan twee dagen op hetzelfde blad.
Zo'n zeven weken later, op 1 oktober, zat er op dezelfde druif alweer zo'n vleugelloze sprinkhaan, nu een mannetje. (De foto's zijn helaas wat wazig, omdat ze noodgedwongen door het vensterglas moesten worden genomen.)
Ik ben er na enig zoekwerk achter gekomen dat ze tot dezelfde soort behoren, en wel tot de zuidelijke boomsprinkhaan, Meconema meridionale. Deze soort komt pas sinds kort (1993 volgens het Nederlands Soortenregister) in Nederland voor en wordt vooral gevonden in de Randstad. Oorspronkelijk komt hij uit Zuid-Europa, vooral Zuid-Duitsland en Zuid-Frankrijk. Hoe deze sprinkhanen in Nederland (en België) zijn terechtgekomen is onduidelijk, maar men vermoedt dat ze op auto's zijn meegelift.
Intussen weet ik nu ook waarom ik de twee insecten op drie-hoog heb gevonden. In hun oorspronkelijke gebied houden ze zich vooral in de bovenste lagen van de bomen op. Logisch dus, dat ze dan ook het bovenste balkon van een flatgebouw verkiezen.
Goed om te weten: de zuidelijke boomsprinkhaan eet bladluizen. Dus niet meteen wegjagen (doodslaan is helemaal uit den boze!) als u er een op uw planten ziet zitten.
Labels:
Insect,
sprinkhaan,
zuidelijke boomsprinkhaan
dinsdag 6 oktober 2009
Gele rups met rode staart
Gedurende onze vakantie in september wandelden we over het 'South West Coast Path' in Zuid-Engeland, van Teignmouth naar Weymouth. Op een van de dagen liepen we tussen Axmouth en Lyme Regis, over de zogenaamde 'Undercliff'. Hier loopt het pad over een klif die in 1839 is ingestort en die sindsdien een natuurreservaat is. Er groeit nu voornamelijk es, esdoorn en hazelnoot, die veelal zijn overwoekerd door klimop, terwijl varens overal in vochtige plekken te vinden zijn. We waanden ons in een oerwoud, zo groen was alles om ons heen.
In dat oerwoud kroop vlak langs het pad een mooie, harige rups over de grond. Hij was geel met vier witte haarbosjes op zijn rug en hij had een rode staart. Nadat ik hem had gefotografeerd, raakte mijn vriend hem even aan en meteen rolde het dier zich op.
Thuisgekomen van onze vakantie, ontdekte ik dat de rups een larve is van de zogenaamde Meriansborstel, een nachtvlinder die ook wel overdag actief is, en die de wetenschappelijke naam Calliteara pudibunda draagt. Deze vlinder behoort tot de familie der Lymantriidae of donsvlinders en vliegt voornamelijk tussen april en eind juni. De rupsen leven van allerlei loofbomen en verpoppen in oktober in losse cocons waarin ze hun haren verwerken. De cocons worden tussen de afgevallen bladeren van de voedselplanten gesponnen. De poppen overwinteren in de cocons tot het volgende voorjaar.
Ze komen ook in Nederland voor, maar daar ben ik er nog nooit een tegengekomen.
In dat oerwoud kroop vlak langs het pad een mooie, harige rups over de grond. Hij was geel met vier witte haarbosjes op zijn rug en hij had een rode staart. Nadat ik hem had gefotografeerd, raakte mijn vriend hem even aan en meteen rolde het dier zich op.
Thuisgekomen van onze vakantie, ontdekte ik dat de rups een larve is van de zogenaamde Meriansborstel, een nachtvlinder die ook wel overdag actief is, en die de wetenschappelijke naam Calliteara pudibunda draagt. Deze vlinder behoort tot de familie der Lymantriidae of donsvlinders en vliegt voornamelijk tussen april en eind juni. De rupsen leven van allerlei loofbomen en verpoppen in oktober in losse cocons waarin ze hun haren verwerken. De cocons worden tussen de afgevallen bladeren van de voedselplanten gesponnen. De poppen overwinteren in de cocons tot het volgende voorjaar.
Ze komen ook in Nederland voor, maar daar ben ik er nog nooit een tegengekomen.
dinsdag 25 augustus 2009
Sneeuw en opgeklopt schuim
Op 4 mei j.l. gingen we wandelen in de duinen bij Castricum. We voelden ons avontuurlijk, daarom besloten we niet onze standaard route richting strand te nemen, maar ons onbekende wegen in te slaan.
Zo kwamen we bij een pad dat wit zag van de 'sneeuw': een pluizig goedje dat het hele pad, evenals de planten aan weerszijden ervan, bedekte. Populierenzaad, wist ik, en ik zag al gauw de populieren staan. Ik had wel vaker zulke 'sneeuw' gezien langs populierenlanen, maar nog nooit in deze grote hoeveelheden.
Uiteindelijk kwamen we toch bij het strand. Ook daar wachtte ons een verrassing: een brede band zeeschuim. Dit schuim wordt veroorzaakt door de in zee drijvende schuimalgen, met de naam Phaeocystis. In het late voorjaar is er voldoende voedsel en veel zonlicht en is het zeewater al iets opgewarmd, waardoor de algen zich zeer snel kunnen vermenigvuldigen. Deze algen vormen kolonies die omgeven worden door een laag gelatine. Als zo'n kolonie afsterft, wordt de gelatine door de golven tot schuim opgeklopt, en door de wind en stroming naar het strand gevoerd.
Labels:
Populier,
populierensneeuw,
schuimalg,
zeeschuim
vrijdag 21 augustus 2009
Elzenvlieg
Op 19 april j.l. wandelden we van Breukelen naar Hollandsche Rading. We genoten van het heerlijke voorjaarsweer en vonden een prachtig, doodlopend, pad.
Ergens halverwege de tocht, rustten we op een betonnen iets - ik weet niet meer wat dat was. Een gaasvlieg-achtig insect vloog langzaam op me af en nam op mijn broekspijp plaats. Voorzichtig, om het niet weg te jagen, pakte in mijn camera, zette mijn been wat scheef en schoot een foto.
Thuisgekomen, vond ik uit dat het insect inderdaad een soort gaasvlieg is. Het heet Sialis lutaria, oftewel elzenvlieg, maar wordt ook wel watergaasvlieg of zelfs slijkvlieg genoemd.
De wijfjes leggen pakketten van zo'n 200 eieren op planten of stenen aan de oever van langzaam stromend of stilstaand water. De uitgekomen larven kruipen het water in, waar ze leven van kleine insecten en wormen. Aan het eind van de winter verpoppen ze in de modder. Vlak voor de volwassen dieren uit de pop komen, kruipen de poppen naar het wateroppervlakte. De volwassen dieren komen tussen april en juni tevoorschijn. Zij voeden zich niet en leven daarom maar enkele dagen: net lang genoeg om zich voort te planten.
dinsdag 18 augustus 2009
Bloemen die naar geitenbok ruiken
Soms kan je geluk hebben en zomaar tegen een plant aanlopen die te boek staat als "zeer zeldzaam". Dat gebeurde ons twee zomers geleden. We wandelden met onze vriend W van het NS station Santpoort-Noord dwars door de duinen richting strand. Op een gegeven moment wees W ons op een grote orchidee die in het struweel langs een pad stond. De bloemen waren qua kleur weinig opvallend, maar qua vorm bijzonder, vanwege de zeer lange slippen.
W, die oneindig veel meer van planten weet dan wij, vertelde ons dat dit de zeer zeldzame bokkenorchis was, die de wetenschappelijke naam Himantoglossum hircinum draagt. Himantoglossum is afgeleid van het Oudriekse Himas (ιμας) = riem en glossa (γλωσσα) = tong. Hircinum is afgeleid van het Latijnse Hircus = geitenbok. Hij heeft die naam omdat de bloemen naar geitenbok ruiken.
W begon de ongeveer 80 cm hoge plant direct te fotograferen, dus bleef ik niet achter. Zo'n bijzondere plant zouden we waarschijnlijk niet snel weer tegenkomen. En dat klopt, want tot op de dag van vandaag heb ik hem niet meer gezien.
De bokkenorchis staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of iets toegenomen. Dat wist W ons ook te vertellen: dat de bokkenorchis langzaam in aantal toeneemt. Laten we hopen dat die toename doorzet.
W, die oneindig veel meer van planten weet dan wij, vertelde ons dat dit de zeer zeldzame bokkenorchis was, die de wetenschappelijke naam Himantoglossum hircinum draagt. Himantoglossum is afgeleid van het Oudriekse Himas (ιμας) = riem en glossa (γλωσσα) = tong. Hircinum is afgeleid van het Latijnse Hircus = geitenbok. Hij heeft die naam omdat de bloemen naar geitenbok ruiken.
W begon de ongeveer 80 cm hoge plant direct te fotograferen, dus bleef ik niet achter. Zo'n bijzondere plant zouden we waarschijnlijk niet snel weer tegenkomen. En dat klopt, want tot op de dag van vandaag heb ik hem niet meer gezien.
De bokkenorchis staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of iets toegenomen. Dat wist W ons ook te vertellen: dat de bokkenorchis langzaam in aantal toeneemt. Laten we hopen dat die toename doorzet.
woensdag 12 augustus 2009
Platte hooiwagen
'Wat is dat voor een gek beest!' riep mijn vriend uit, terwijl hij op een stopcontact in de keuken wees.
Een rondachtig lichaam, acht zeer lange poten, waarvan het tweede paar het langst - het leek op een hooiwagen, maar dan wel een hele platte. Zoiets had ik nog nooit gezien. En dan had het dier ook nog die vreemd lange, gevorkte palpen!
Ik ging direct op onderzoek uit, via Google. Ik vond massa's hooiwagens, maar niets dat op mijn beestje leek. Tenslotte kwam ik bij een Engels artikel in Wikipedia terecht. Daar las ik op de derde regel van het artikel over hooiwagens: "Dicranopalpus ramosus is an invasive species in Europe." Ik klikte op de naam van het dier en op de foto die verscheen stond "mijn" beestje!
Het blijkt dat deze hooiwagen uit Marokko afkomstig is. Hij werd in 1948 pas voor het eerst in Europa waargenomen, en wel in Portugal. Vandaar kwam hij in Spanje (1965), Frankrijk (1969) en in 1994 in Nederland terecht. Pas in 2004 is hij voor het eerst in Duitsland aangetroffen. In Engeland kwam hij al in 1957 aan land, in Bournemouth. Sindsdien heeft hij zich over het hele eiland verspreid en bereikte hij in 2000 Schotland.
Bij ons is de "strekpoot", zoals ik hem ergens heb zien noemen (een goede naam, vind ik!), al helemaal ingeburgerd. De volwassen dieren, waarvan de vrouwtjes tot 6 mm en de mannetjes tot 5 mm groot worden (ter vergelijking: de langste poten kunnen 5 cm lang worden!), komen tevoorschijn in augustus en je kunt ze tot in november tegenkomen, overdag rustend op bomen, schuttingen en muren - of bovenop stopcontacten binnenshuis! En altijd in deze karakeristieke houding, met de poten zijwaards gestrekt en de palpen naar voren.
Een rondachtig lichaam, acht zeer lange poten, waarvan het tweede paar het langst - het leek op een hooiwagen, maar dan wel een hele platte. Zoiets had ik nog nooit gezien. En dan had het dier ook nog die vreemd lange, gevorkte palpen!
Ik ging direct op onderzoek uit, via Google. Ik vond massa's hooiwagens, maar niets dat op mijn beestje leek. Tenslotte kwam ik bij een Engels artikel in Wikipedia terecht. Daar las ik op de derde regel van het artikel over hooiwagens: "Dicranopalpus ramosus is an invasive species in Europe." Ik klikte op de naam van het dier en op de foto die verscheen stond "mijn" beestje!
Het blijkt dat deze hooiwagen uit Marokko afkomstig is. Hij werd in 1948 pas voor het eerst in Europa waargenomen, en wel in Portugal. Vandaar kwam hij in Spanje (1965), Frankrijk (1969) en in 1994 in Nederland terecht. Pas in 2004 is hij voor het eerst in Duitsland aangetroffen. In Engeland kwam hij al in 1957 aan land, in Bournemouth. Sindsdien heeft hij zich over het hele eiland verspreid en bereikte hij in 2000 Schotland.
Bij ons is de "strekpoot", zoals ik hem ergens heb zien noemen (een goede naam, vind ik!), al helemaal ingeburgerd. De volwassen dieren, waarvan de vrouwtjes tot 6 mm en de mannetjes tot 5 mm groot worden (ter vergelijking: de langste poten kunnen 5 cm lang worden!), komen tevoorschijn in augustus en je kunt ze tot in november tegenkomen, overdag rustend op bomen, schuttingen en muren - of bovenop stopcontacten binnenshuis! En altijd in deze karakeristieke houding, met de poten zijwaards gestrekt en de palpen naar voren.
dinsdag 11 augustus 2009
Stadse specht
Afgelopen zaterdag zat ik rond half één 's middags zwak en ziek van de migraine op de bank met een rijstwafel belegd met appelstroop voor mijn neus: het eerste voedsel dat ik die dag naar binnen zou werken.
Ik had al een paar hapjes gekauwd en voorzichtig doorgeslikt, toen mijn vriend, die voor het raam naar buiten stond te kijken, uitriep: 'Hé, wat is dat?' Hij wees naar de grote iep die iets links voor zijn raam staat. 'Kijk eens, een specht!'
Om de vogel te kunnen zien, hoefde ik gelukkig niet op te staan. Op zijn aanwijzingen en na enig zoeken, zag ik hem ook. Warempel, het was een specht. Even zagen we iets roods onder zijn staart en toen vloog hij weg.
'Een grote bonte specht,' zei mijn vriend. 'Of misschien een kleine.' Hij pakte zijn vogelboekje erbij en samen besloten we dat het inderdaad een grote bonte specht moest zijn geweest, en wel een vrouwtje, want we hadden geen rode vlek op het achterhoofd gezien.
Wat bijzonder, dachten we, een grote bonte specht midden in de stad! Vandaag kwam ik er na wat speurwerk op het internet achter, dat deze vogels weliswaar voornamelijk in bossen leven, maar ook in parken en tuinen, eigenlijk overal waar groepen bomen staan, zelfs in de grote steden. Toch niet zo vreselijk bijzonder dus...
Maar voor ons wel, want nooit eerder hadden wij zo'n specht midden in de stad waargenomen, en dat nog wel zomaar vanuit mijn vriends woonkamer.
Ik had al een paar hapjes gekauwd en voorzichtig doorgeslikt, toen mijn vriend, die voor het raam naar buiten stond te kijken, uitriep: 'Hé, wat is dat?' Hij wees naar de grote iep die iets links voor zijn raam staat. 'Kijk eens, een specht!'
Om de vogel te kunnen zien, hoefde ik gelukkig niet op te staan. Op zijn aanwijzingen en na enig zoeken, zag ik hem ook. Warempel, het was een specht. Even zagen we iets roods onder zijn staart en toen vloog hij weg.
'Een grote bonte specht,' zei mijn vriend. 'Of misschien een kleine.' Hij pakte zijn vogelboekje erbij en samen besloten we dat het inderdaad een grote bonte specht moest zijn geweest, en wel een vrouwtje, want we hadden geen rode vlek op het achterhoofd gezien.
Wat bijzonder, dachten we, een grote bonte specht midden in de stad! Vandaag kwam ik er na wat speurwerk op het internet achter, dat deze vogels weliswaar voornamelijk in bossen leven, maar ook in parken en tuinen, eigenlijk overal waar groepen bomen staan, zelfs in de grote steden. Toch niet zo vreselijk bijzonder dus...
Maar voor ons wel, want nooit eerder hadden wij zo'n specht midden in de stad waargenomen, en dat nog wel zomaar vanuit mijn vriends woonkamer.
dinsdag 4 augustus 2009
Een hoop mest
Wat doen die mensen? Waar kijken ze naar? Als je inzoemt (door op de foto te klikken), zul je het ontdekken: ze kijken naar een hoop mest met grote, zwarte kevers erin.
We waren in september 2007 met zijn zessen aan het wandelen in de Zuid Veluwe, toen ik mijn vrienden op deze hoop mest wees en hen vertelde wat de kevers daarmee uitspookten. Natuurlijk waren ze onmiddellijk geïnteresseerd en gingen ze eromheen staan, om het fenomeen te bestuderen.
De kevers zijn, zoals je misschien al hebt geraden, mestkevers die de mooie naam Geotrupes stercorarius dragen. Deze soort is zeer algemeen en komt vaak voor op koeien- en paardenmest. Manlijke en vrouwelijke kevers graven samen gangen onder de mest, waarna ze deze naar beneden brengen. Vervolgens leggen ze er hun eieren in. De larven leven van de mest, maar ook volwassen kevers vreten ervan.
Gewoonlijk begraven mestkevers veel meer mest dan ze nodig hebben. Ze zijn daarom zeer nuttige dieren: dankzij het begraven van de mest, versnellen ze de terugkeer van stikstof in de bodem.
Op deze plek is de mest al bijna verdwenen.
We waren in september 2007 met zijn zessen aan het wandelen in de Zuid Veluwe, toen ik mijn vrienden op deze hoop mest wees en hen vertelde wat de kevers daarmee uitspookten. Natuurlijk waren ze onmiddellijk geïnteresseerd en gingen ze eromheen staan, om het fenomeen te bestuderen.
De kevers zijn, zoals je misschien al hebt geraden, mestkevers die de mooie naam Geotrupes stercorarius dragen. Deze soort is zeer algemeen en komt vaak voor op koeien- en paardenmest. Manlijke en vrouwelijke kevers graven samen gangen onder de mest, waarna ze deze naar beneden brengen. Vervolgens leggen ze er hun eieren in. De larven leven van de mest, maar ook volwassen kevers vreten ervan.
Gewoonlijk begraven mestkevers veel meer mest dan ze nodig hebben. Ze zijn daarom zeer nuttige dieren: dankzij het begraven van de mest, versnellen ze de terugkeer van stikstof in de bodem.
Op deze plek is de mest al bijna verdwenen.
zaterdag 1 augustus 2009
Dansen in de regen...
Donderdag j.l. keek ik rond acht uur 's avonds door mijn huiskamerraam naar het dak naast mij. Zoals te zien is, regende het, en ik staarde dromerig naar het steeds natter wordende dak, tot ik iets zag dat op stofjes leek die op en neer bewogen. Na enig turen, zag ik eindelijk wat die stofjes waren: een zwerm dansmuggen. Ze waren tegen het natte, zwarte dak moeilijk te onderscheiden (en op de foto geheel niet te zien), maar af en toe zag ik er een paar. Nooit eerder had ik gezien of gelezen dat ze ook in de regen dansten!
Mijn gedachten gingen terug naar de maand april, toen er een zwerm aan het dansen sloeg boven de plastic tuinstoel van mijn vriend, op zijn balkon op driehoog. Dagen achtereen begonnen ze rond een uur of acht in de avond en iedere volgende avond was de zwerm groter. Op een mooie avond, toen de zwerm flink groot was geworden, maakte mijn vriend er een foto van.
Als je zelf ooit eens zo'n zwerm ziet, hoef je niet bang te zijn: dansmuggen kunnen niet bijten en ook niet steken. Ze zijn bovendien gemakkelijk van steekmuggen te onderscheiden. Dansmuggen hebben zeer lange voorpoten, die ze recht vooruit steken (zie foto). Steekmuggen, daarentegen, steken als ze stil zitten hun achterpoten in de lucht. En ze hebben een duidelijke steeksnuit, die de dansmug mist.
Mijn gedachten gingen terug naar de maand april, toen er een zwerm aan het dansen sloeg boven de plastic tuinstoel van mijn vriend, op zijn balkon op driehoog. Dagen achtereen begonnen ze rond een uur of acht in de avond en iedere volgende avond was de zwerm groter. Op een mooie avond, toen de zwerm flink groot was geworden, maakte mijn vriend er een foto van.
Als je zelf ooit eens zo'n zwerm ziet, hoef je niet bang te zijn: dansmuggen kunnen niet bijten en ook niet steken. Ze zijn bovendien gemakkelijk van steekmuggen te onderscheiden. Dansmuggen hebben zeer lange voorpoten, die ze recht vooruit steken (zie foto). Steekmuggen, daarentegen, steken als ze stil zitten hun achterpoten in de lucht. En ze hebben een duidelijke steeksnuit, die de dansmug mist.
woensdag 29 juli 2009
Nieuwsgierig lam
Gedurende dezelfde vakantie als die waarin we de doornappel zagen, logeerden we in het huisje op de boerderij van een Duitse vriendin. Hun boerderij was geen echte boerderij meer, maar ze hielden nog wel een stuk of zeven schapen, als hobby. Als we in en uit gingen, kwamen we altijd langs de weide waar de schapen met hun lammeren rondliepen of lagen te herkauwen.
Op een namiddag kwamen we thuis van een wandeling. We liepen dus weer langs de weide naar ons huisje en zagen een lam op een plek waar het niet hoorde, namelijk buiten de omheining. Zij liep op enige afstand achter ons aan, helemaal naar het huisje. Binnengekomen, deden we onze schoenen uit en keken toen stiekem naar buiten of ze er nog was. We zagen haar niet. Blijkbaar was ze terug gegaan.
Nee hoor!
Mijn vriend, die al in de woonkamer was, riep mij. En daar, bij de zijdeur, stond het ondeugende lam naar binnen te kijken, alsof ze zei: laat je mij er niet in? Op het moment dat ik een foto maakte, keek ze snel opzij. Nou ja, en profil was ze mooier en dat wist ze natuurlijk.
Op een namiddag kwamen we thuis van een wandeling. We liepen dus weer langs de weide naar ons huisje en zagen een lam op een plek waar het niet hoorde, namelijk buiten de omheining. Zij liep op enige afstand achter ons aan, helemaal naar het huisje. Binnengekomen, deden we onze schoenen uit en keken toen stiekem naar buiten of ze er nog was. We zagen haar niet. Blijkbaar was ze terug gegaan.
Nee hoor!
Mijn vriend, die al in de woonkamer was, riep mij. En daar, bij de zijdeur, stond het ondeugende lam naar binnen te kijken, alsof ze zei: laat je mij er niet in? Op het moment dat ik een foto maakte, keek ze snel opzij. Nou ja, en profil was ze mooier en dat wist ze natuurlijk.
maandag 20 juli 2009
Wilgenstippelmot deel 3
Gisteren ging ik weer eens kijken bij de wilgen die eind mei-begin juni waren ingepakt en kaal gevreten door rupsen van de wilgenstippelmot (zie deel 1). Zoals ik had verwacht, zaten de bomen alweer vol in het blad. De zijde zat echter nog overal aan de stammen, takken en twijgen vastgeplakt.
Maar, waar eerst grote groepen rupsen te zien waren, vond ik nu achtergebleven poppenhuidjes: de volwassen wilgenstippelmotten waren uitgekomen. Enkele, zoals het motje op de foto, bleken verstrikt te zijn geraakt in de zijde die zijzelf, als rups, hadden gefabriceerd.
Ook liepen er verrassend veel sluipwespen rond, die sprekend leken op het exemplaar dat ik thuis had 'uitgebroed' (zie deel 2). Omdat de wespjes constant heel en weer liepen, was het mij helaas onmogelijk om ze digitaal vast te leggen.
Maar, waar eerst grote groepen rupsen te zien waren, vond ik nu achtergebleven poppenhuidjes: de volwassen wilgenstippelmotten waren uitgekomen. Enkele, zoals het motje op de foto, bleken verstrikt te zijn geraakt in de zijde die zijzelf, als rups, hadden gefabriceerd.
Ook liepen er verrassend veel sluipwespen rond, die sprekend leken op het exemplaar dat ik thuis had 'uitgebroed' (zie deel 2). Omdat de wespjes constant heel en weer liepen, was het mij helaas onmogelijk om ze digitaal vast te leggen.
vrijdag 17 juli 2009
Muis!
Op een dag in december van het vorige jaar, haalde ik de volle vuilniszak uit de bak en meteen viel er wat viezigheid op de grond. Geen wonder: er zaten twee gaten in de bodem, die, gezien de gekartelde randjes, het werk van een muis moesten zijn geweest.
De bak hing onder het aanrecht aan een deurtje dat van boven open ging. Heel handig, want dan kon je als je b.v. groenten schoonmaakte, de afval direct in de bak kieperen. De bak was bovendien altijd open, want vanwege de constructie paste er geen deksel op. Dat was al jaren zo en nog nooit had ik er een muis in gehad. Het deksel stond achter de bak op de grond. Misschien, dacht ik, had deze slimme muis die gebruikt als opstapje. Ik verwijderde hem, maakte alles rondom en in de bak schoon en hing de bak, leeg, terug.
Die nacht werden we wakker van een vreemd, ritmisch, getik. Ineens had ik het door: de muis was in de lege bak gesprongen en kon er nu niet meer uit. Ik hoopte dat hij snel moe zou worden. Maar nee, hij bleef maar springen. En springen... en springen... Omdat ik geen zin had om mijn schoenen en jas aan te trekken, met bak plus muis de trap af te gaan, de garage door te lopen om het dier op straat de vrijheid te geven, probeerde ik niet te luisteren naar de wanhoopssprongen van het arme dier. Natuurlijk lukte dat niet.
Na een slechte nacht stonden we op. Mijn vriend had het getik ook gehoord, maar niet geweten waar het vandaan kwam. Beiden keken we nu naar de muis die nog altijd niet moe was. 'Waarom heb je hem niet vrijgelaten?' vroeg hij. Ik wilde het hem uitleggen, maar bedacht toen dat ik niet naar beneden, naar de straat, had gehoeven. Ik had het dier aan de achterkant van mijn woning zo op het dak kunnen laten! Dat deed ik daarom nu maar meteen. De muis rende als een bezetene weg.
Een week later was de zak weer vol. Tot mijn schrik zat er weer een gat in, en terwijl ik ernaar keek, sprong er een dikke muis uit, even later gevolgd door een tweede. Beide verdwenen snel achter het aanrecht. Wat een slimme muis! En hij had zelfs een vriendinnetje meegenomen!
Sindsdien hangt de vuilnisbak niet meer aan het deurtje, maar staat hij in de keuken – met het deksel er stevig op!
De bak hing onder het aanrecht aan een deurtje dat van boven open ging. Heel handig, want dan kon je als je b.v. groenten schoonmaakte, de afval direct in de bak kieperen. De bak was bovendien altijd open, want vanwege de constructie paste er geen deksel op. Dat was al jaren zo en nog nooit had ik er een muis in gehad. Het deksel stond achter de bak op de grond. Misschien, dacht ik, had deze slimme muis die gebruikt als opstapje. Ik verwijderde hem, maakte alles rondom en in de bak schoon en hing de bak, leeg, terug.
Die nacht werden we wakker van een vreemd, ritmisch, getik. Ineens had ik het door: de muis was in de lege bak gesprongen en kon er nu niet meer uit. Ik hoopte dat hij snel moe zou worden. Maar nee, hij bleef maar springen. En springen... en springen... Omdat ik geen zin had om mijn schoenen en jas aan te trekken, met bak plus muis de trap af te gaan, de garage door te lopen om het dier op straat de vrijheid te geven, probeerde ik niet te luisteren naar de wanhoopssprongen van het arme dier. Natuurlijk lukte dat niet.
Na een slechte nacht stonden we op. Mijn vriend had het getik ook gehoord, maar niet geweten waar het vandaan kwam. Beiden keken we nu naar de muis die nog altijd niet moe was. 'Waarom heb je hem niet vrijgelaten?' vroeg hij. Ik wilde het hem uitleggen, maar bedacht toen dat ik niet naar beneden, naar de straat, had gehoeven. Ik had het dier aan de achterkant van mijn woning zo op het dak kunnen laten! Dat deed ik daarom nu maar meteen. De muis rende als een bezetene weg.
Een week later was de zak weer vol. Tot mijn schrik zat er weer een gat in, en terwijl ik ernaar keek, sprong er een dikke muis uit, even later gevolgd door een tweede. Beide verdwenen snel achter het aanrecht. Wat een slimme muis! En hij had zelfs een vriendinnetje meegenomen!
Sindsdien hangt de vuilnisbak niet meer aan het deurtje, maar staat hij in de keuken – met het deksel er stevig op!
dinsdag 14 juli 2009
Rare boom
Afgelopen donderdag liep ik wat door de Amsterdamse Jordaan te slenteren, toen ik aan een bijzondere boom moest denken die ik op een dag in maart, meer dan een jaar geleden, had gezien.
De boom stond vlak naast een ijzeren hekje. Met het groter en dikker worden van de stam was het weefsel steeds verder om het hekje heen gegroeid
Zoals gezegd, het was maart toen ik deze boom voor het eerst aanschouwde en omdat er nog geen blad aan zat, wist ik niet wat het er voor een was.
Donderdag j.l. besloot ik er daarom nogmaals heen te gaan. Hij is te vinden aan de zuidkant van de Brouwersgracht, tussen de Herengracht en de Langestraat, en goed te zien vanaf het wandelaars en fietsers bruggetje. Staande op dat bruggetje, zag ik mijn boom - tot mijn teleurstelling nog steeds volkomen kaal. Helaas. Hij was dood. Nu weet ik dus nog steeds niet wat voor een het er is.
De boom stond vlak naast een ijzeren hekje. Met het groter en dikker worden van de stam was het weefsel steeds verder om het hekje heen gegroeid
Zoals gezegd, het was maart toen ik deze boom voor het eerst aanschouwde en omdat er nog geen blad aan zat, wist ik niet wat het er voor een was.
Donderdag j.l. besloot ik er daarom nogmaals heen te gaan. Hij is te vinden aan de zuidkant van de Brouwersgracht, tussen de Herengracht en de Langestraat, en goed te zien vanaf het wandelaars en fietsers bruggetje. Staande op dat bruggetje, zag ik mijn boom - tot mijn teleurstelling nog steeds volkomen kaal. Helaas. Hij was dood. Nu weet ik dus nog steeds niet wat voor een het er is.
donderdag 9 juli 2009
Jeugd en jonge jaren van de Groene Stinkwants
Is het geen droppie? Ik vind baby-wantsjes echt schatjes om te zien. Deze vond ik op 4 augustus verleden jaar in een wilde plant op het balkon van mijn vriend. Telkens als ik daar was, zocht ik in dezelfde plant en dan zag ik de diertjes weer, steeds een beetje groter en met minder zwart.
Op 30 augustus zagen ze eruit als op de foto links: nu helemaal groen en met een duidelijke vleugelaanleg aan weerszijden van het achterlijf.
Uiteindelijk werden ze volwassen wantsen. Op een zonnige namiddag, in half oktober, zat er een op een knalrood druivenblad. Dat zag er zo mooi uit, dat ik er natuurlijk meteen een foto van maakte.
Hoe de wants heet? Palomena prasina, ofwel Groene Stinkwants. Google maar eens waarom ze zo heten.
Op 30 augustus zagen ze eruit als op de foto links: nu helemaal groen en met een duidelijke vleugelaanleg aan weerszijden van het achterlijf.
Uiteindelijk werden ze volwassen wantsen. Op een zonnige namiddag, in half oktober, zat er een op een knalrood druivenblad. Dat zag er zo mooi uit, dat ik er natuurlijk meteen een foto van maakte.
Hoe de wants heet? Palomena prasina, ofwel Groene Stinkwants. Google maar eens waarom ze zo heten.
woensdag 8 juli 2009
Doornappel
Tijdens onze vakantie in noord Duitsland, alweer een paar jaar geleden, maakten we een strandwandeling langs de Oostzee, van Eckernförde richting Waabs. Op een gegeven moment zagen we deze grote plant in het zand staan. De prachtige lila bloemen waren bijna een decimeter lang en de stekelige vruchten, 5 cm of langer, leken wat op kanstanjes. Ik had nog nooit zo'n plant gezien en dus ging hij op de foto.
Veel later zag ik ze weer, nu in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Degene die met ons meewandelde wist me te vertellen dat het doornappels waren, zeer giftige planten.
Thuis zocht ik meer over deze planten op. Ze blijken familie te zijn van onze aardappel en tomaat en inderdaad zeer giftig, vanwege hallucinogene alkaloïden. Hij komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en Indianen gebruikten de plant om hallucinaties op te wekken. De plant werd in 1577 vanuit Mexico in Spanje ingevoerd. In Nederland arriveerde hij rond 1700. Nu komt hij in alle werelddelen voor.
Er zijn mensen die delen van de plant eten, roken of van de bladeren thee zetten om high te worden, maar kleine hoeveelheden geven meestal al een bad trip. (Ik heb dit zelf nooit geprobeerd!) Een iets te hoge dosis kan bewusteloosheid of zelfs de dood veroorzaken.
De Engelsen hebben diverse namen voor deze plant, maar deze vind ik de leukste en meest toepasselijke: Mad Apple.
dinsdag 7 juli 2009
Parapluutjesmos3
Een paar dagen geleden maakte ik deze foto van een van de vrouwelijke parapluutjes, waaronder duidelijk de sporendoosjes of sporangiën met de geel gekleurde sporen te zien zijn.
Ondanks de hitte met felle zon en droogte van de laatste tijd is het mos goed gegroeid. Alleen de stekjes zijn nog niet veel groter geworden. Die hebben waarschijnlijk meer van de droogte te lijden gehad.
maandag 6 juli 2009
Vliegende mieren en meerkoeten
Ik zat gisteren bij mijn Frans balkonnetje dat uitkijkt op een binnentuin en een geteerd dak, toen ik een vliegende mier vlak bij me over dat dak zag lopen. Zo'n kleintje, dat op een wespje lijkt; een mannetje dus. Het was rond half vijf in de
middag, de lucht was grijs en de atmosfeer drukkend bij een temperatuur van rond de 26°C. Al spoedig zag ik meer gevleugelde mieren. Vreemd genoeg waren de meeste mannetjes. Ik liep het huis door en ging, met camera, via mijn schrijfkamertje het zinken dak op. Ook daar liepen veel vliegende mieren rond: een paar grote dikke vrouwtjes en veel kleine mannetjes.
Iets later op de avond, rond 7 uur, bevond ik me op het balkon van mijn vriend en ook hier vond ik veel vliegende mieren.
Aan de overkant van het kanaal, in een autoband die aan een woonboot hangt, was een meerkoetennest. Het nest was leeg. Even later zag ik beide meerkoeten zwemmen. Maar... geen jongen? Gedurende anderhalve week had ik het nest niet gezien. Zouden de jongen in die tijd zijn uitgekomen en nu al in de maag van een rat of reiger zijn beland, of 'gewoon' zijn doodgegaan? Ik zal het nooit weten.
Wat me aan de twee meerkoeten opviel, was dat ze constant om zich heen pikten op het wateroppervlak. Wat deden ze toch? Ineens wist ik het: ze pikten ongetwijfeld de vele op het water terechtgekomen vliegende mieren op! Een heerlijk hapje voor ze.
zaterdag 4 juli 2009
Gek wit beestje
Dit voorjaar, op 29 mei, zat ik heerlijk in het zonnetje op het balkon (ja, dát balkon), toen mijn oog viel op een wit vlekje op een blad van de framboos die daar in een pot staat. Het vlekje bewoog, dus ik moest het natuurlijk onmiddellijk inspecteren. Ik herkende het als de larve van een lieveheersbeestje dat gebruikt wordt voor de biologische bestrijding van wolluis in de glastuinbouw. Na enig zoeken vond ik de naam: Cryptolaemus montrouzieri. Dit lieveheersbeestje komt voor in Autralië(!) en hoewel ontsnapte kevers in Nederland ook weleens in het 'wild' worden aangetroffen, hebben ze zich hier (nog) niet gevestigd.
Hoe kwam dit diertje dan op deze framboos die al een jaar op het balkon stond, ver van kassen verwijderd?
Na email contact met de plantenziektekundige dienst in Wageningen, kwam ik erachter dat er ook een ander lieveheersbeestje bestaat dat zulke larven voortbrengt en dat in onze streken voorkomt. Het heet Scymus en hiervan bestaan enkele soorten. Deze larven en kevers leven van bladluis, wat klopt, want ik had 'mijn' larve een bladluis zien verorberen. Zo leer je telkens weer wat nieuws!
Opmerking: op de foto zie je helemaal onderaan de larve een geel vlekje. Dat is zijn kop.
vrijdag 3 juli 2009
Wilgenstippelmot deel 2
Negen dagen later, op 17 juni, ging ik weer eens kijken naar de ingepakte wilgen. Op het eerste gezicht leek er niet veel veranderd, totdat ik de bomen nauwkeuriger onderzocht: hier en daar ontvouwde zich een klein, zacht-groen blaadje. Ik kon nu met zekerheid vaststellen dat de bomen inderdaad wilgen waren.
Ik liep om de stammen heen en zocht naar rupsen. Daar waren ze, in groten getale. Het is altijd weer verbazend hoe je eerst niets ziet en als je na wat speurwerk eindelijk vindt wat je zoekt, je het gevondene dan ineens overal ziet. Zo verging het mij dus met de rupsen.
Ze zagen er anders uit dan voorheen, want ze waren massaal aan het verpoppen: ze werden korter en dikker en diverse waren al in een volledige pop veranderd. Helaas had ik geen camera bij me, daarom nam ik twee poppen mee naar huis - ook om te zien wat eruit zou komen, natuurlijk!
Al op 24 juni kwam de eerste pop uit. Tot mijn verbazing was het geen witte mot met zwarte stippels, zoals ik verwacht had, maar een sluipwesp! Deze pop was dus geparasiteerd. Zeer waarschijnlijk had de moeder van de uitgekomen wesp haar ei in een jonge pop gelegd. De uitgekomen wespenlarve vrat de inhoud van de stippelmotpop op, waarna hij zich zelf in de overgebleven huid verpopte en uiteindelijk als nieuwe wesp ter wereld kwam.
De andere pop is nu nog steeds niet uitgekomen. Ik heb daarom goede hoop dat hieruit wel een motje zal komen. Ik houd jullie op de hoogte.
donderdag 2 juli 2009
Parapluutjesmos2
Omdat mijn vriend het parapluutjesmos heel bijzonder vond, zette hij het in drie delen over in een grotere bak. Blijkbaar had hij door het hanteren ervan de 'korreltjes' uit de 'bekertjes' geschud (zie hiervoor parapluutjesmos1), want binnen een paar dagen zagen we overal kleine puntjes in de aarde. We pakten een loep erbij en zagen dat het inderdaad 'stekjes' waren van het mos! Op de foto (op 15 juni gemaakt) zijn ze goed te zien.
Nu maar afwachten hoe snel ze zullen groeien. hieronder zijn een paar van die 'bekertjes'met daarin de 'korreltjes' vergroot te zien.
woensdag 1 juli 2009
Wilgenstippelmot deel 1
Op 8 juni j.l. fietste ik in Amsterdam over het korte fietspad dat de Sarphatistraat met het Entrepotdok verbindt, en daar zag ik iets bijzonders: de grote wilgen die daar bij elkaar staan, waren alle van beneden tot het topje van de kruin ingepakt in een fijn, wit zijde.
Even dacht ik dat de inpak-kunstenaar Christo bezig was geweest, maar toen viel mijn oog op de vele rupsen (ik was uiteraard afgestapt om de bomen te inspecteren). Er moeten er duizenden zijn geweest. De bomen waren volkomen kaal gevreten, geen enkel blaadje was gespaard. Van andere planten eromheen, o.a. de klimop die tegen een van de stammen groeide, was geen enkel blad aangevreten, ondanks dat ook deze planten in dezelfde zijde waren ingepakt.
Het was duidelijk: dit was het werk van de rupsen van de wilgenstippelmot, Yponomeuta rorrella.
Even dacht ik dat de inpak-kunstenaar Christo bezig was geweest, maar toen viel mijn oog op de vele rupsen (ik was uiteraard afgestapt om de bomen te inspecteren). Er moeten er duizenden zijn geweest. De bomen waren volkomen kaal gevreten, geen enkel blaadje was gespaard. Van andere planten eromheen, o.a. de klimop die tegen een van de stammen groeide, was geen enkel blad aangevreten, ondanks dat ook deze planten in dezelfde zijde waren ingepakt.
Het was duidelijk: dit was het werk van de rupsen van de wilgenstippelmot, Yponomeuta rorrella.
parapluutjesmos1
Mijn vriend heeft een balkon op het zuid-oosten op drie hoog aan een kanaal in Amsterdam. Op 17 juni j.l. wees hij me op een mosje dat in een oude bloempot groeide. Het zag er bijzonder uit. Vanuit het donkergroene loof (het mos-lichaam) dat vrij glad was en plat op de bodem lag, groeiden paraplu-achtige lichaampjes op dunne stelen omhoog, waarvan sommige dicht en andere open (midden-boven op de foto) van structuur waren. Ook waren er op het loof kleine bekertjes zichtbaar (rechtsonder op de foto).
Ik maakte een paar foto's van het mosje en stuurde bovenstaande naar een van de fora van vroege vogels met de vraag of iemand wist hoe dit heette. Al snel kreeg ik antwoord: tot mijn genoegen bleek de Nederlandse naam parapluutjesmos te zijn! Voor de wetenschap heet het Marchantia polymorfa.
Door die naam in Google in te tikken, vond ik de mooiste foto's en tevens een prachtige overzichtstekening over de levenscyclus: de dichte parapluutjes vormen de spermatozoïden en de open parapluutjes de eicellen die in een sporendoosje ofwel sporangië zitten. Na de bevruchting (door de wind), vormen de vrouwelijke parapluutjes sporen die, nadat ze met de wind zijn meegevoerd en ergens op een vruchtbare bodem zijn neergekomen, zullen uitgroeien tot nieuwe mosjes.
En de bekertje? Die zorgen voor vegetatieve vermeerdering. Binnen in de bekertjes zitten korreltjes mos-weefsel die er door bijvoorbeeld een flinke regendruppel uit geschud worden en dan weer uitgroeien tot een nieuw mosje. Je zou kunnen zeggen dat die 'korreltjes' stekjes zijn van het mos.
Ik maakte een paar foto's van het mosje en stuurde bovenstaande naar een van de fora van vroege vogels met de vraag of iemand wist hoe dit heette. Al snel kreeg ik antwoord: tot mijn genoegen bleek de Nederlandse naam parapluutjesmos te zijn! Voor de wetenschap heet het Marchantia polymorfa.
Door die naam in Google in te tikken, vond ik de mooiste foto's en tevens een prachtige overzichtstekening over de levenscyclus: de dichte parapluutjes vormen de spermatozoïden en de open parapluutjes de eicellen die in een sporendoosje ofwel sporangië zitten. Na de bevruchting (door de wind), vormen de vrouwelijke parapluutjes sporen die, nadat ze met de wind zijn meegevoerd en ergens op een vruchtbare bodem zijn neergekomen, zullen uitgroeien tot nieuwe mosjes.
En de bekertje? Die zorgen voor vegetatieve vermeerdering. Binnen in de bekertjes zitten korreltjes mos-weefsel die er door bijvoorbeeld een flinke regendruppel uit geschud worden en dan weer uitgroeien tot een nieuw mosje. Je zou kunnen zeggen dat die 'korreltjes' stekjes zijn van het mos.
dinsdag 23 juni 2009
welkom
Spoedig zal ik beginnen met deze blog die zal gaan over dingen die ik zie of meemaak in de natuur. Het kan gaan over grote dieren en kleine beestjes, bomen, plantjes of wat dan ook.
Abonneren op:
Posts (Atom)