woensdag 15 december 2010

Vredige meerkoeten

Foto © H. Reemeijer
In de nacht van 27 op 28 november had het voor het eerst dit najaar gevroren. Op de plassen lag een laagje ijs en de geparkeerde auto's waren bedekt met rijp. De zon scheen die dag, en na de lunch maakten we een wandeling door het Westerpark.

Langs de kant van de Haarlemmervaart was een groepje meerkoeten vredig aan het grazen.

Meerkoeten en vredig? Ik dacht terug aan zomerse taferelen, waarin paartjes meerkoeten hun territorium fel verdedigden tegen soortgenoten. Maar ook eenden die nietsvermoedend te dicht bij het nest kwamen, moesten het ontgelden en zelfs grotere vogels, zoals meeuwen, werden luid schreeuwend en dreigend verjaagd.

De vredige aanblik van de grazende meerkoeten liet me weer eens duidelijk zien hoezeer het leven van deze vogels beïnvloed wordt door de seizoenen.

woensdag 28 juli 2010

Waarom zijn de kastanjebomen zo bruin?


Ik liep laatst over het Van Bossepad in Amsterdam, waar veel paardenkastanjes staan. Het viel me op dat de bladeren bruin waren. Toen ik beter keek, zag ik lichtere en donkerder vlekken van onregelmatige vorm. Ik had geen camera bij me, dus liep door. Thuisgekomen keek ik in mijn boek Pests and Deseases en zag dat de vlekken konden duiden op een aanval van de paardenkastanjemineermot, Cameraria ohridella, die pas sinds 1985 in Europa voorkomt en waarschijnlijk uit Azië afkomstig is.




Vanmiddag liep ik er weer en nu gewapend met een camera. Ik nam een blad mee naar huis om alles beter te kunnen onderzoeken. Er waren duidelijk blaasjes te zien waarin rupsen zaten of hadden gezeten. Een ervan opende ik voorzichtig met een speld. En wat zag ik? Een hooguit 3 mm lange pop in een ronde cocon, met zijn laatste rupsenhuidje nog naast hem. Vlak bij de rand van het blad zag ik vervolgens iets bruins uitsteken: de resten van een uitgekomen pop.



Ik las dat deze mot kan overleven bij temperaturen tot -23°C en dat er tussen voorjaar en najaar wel drie generaties per jaar kunnen voorkomen. Omdat hier bijna geen natuurlijke vijanden van deze motten voorkomen, zullen de paardenkastanjes het zwaar te verduren krijgen.

maandag 19 juli 2010

Rare boom (2) en zwermende mieren









De rare boom is weg! Op 14 juli verleden jaar had ik het over de rare boom op de Brouwersgracht in Amsterdam - een iep waarschijnlijk - die zo dicht bij een hekje stond, dat hij eroverheen groeide. Klik hier om dat verhaal te lezen en de boom te zien. Gisteren liepen we toevallig weer langs die plek en wat zagen we tot onze schrik? De boom was weg, afgezaagd! Alleen een stompje was er nog van over, zoals je op de foto kunt zien. Ach, wat jammer.


Terwijl ik dit schrijf, zittend in de zon in de brede dakgoot die als balkon dienstdoet, vliegen de vliegende mieren mij opeens om de oren. Enkele vrouwtjes landen zelfs met een klein mannetje nog aan haar vast (ze paren in de lucht). Het blijkt erg moeilijk om ze samen digitaal vast te leggen, want het vrouwtje beweegt te veel en de mannetjes laten heel snel los. Vandaar deze wat bewogen foto.

Terugkijkend naar verleden jaar, zie ik dat ze dit jaar precies 14 dagen later zwermen.

donderdag 17 juni 2010

Onechte rupsen

Op een dag zaten er zomaar ineens allemaal gaatjes in enkele bladeren van onze framboos. Wat bleek? Aan de onderkant van de bladeren waren kleine rupsjes aan het vreten. We plukten een blad waarop veel rupsjes zaten af en stopten het in een plastic bak met wat vochtig keukenpapier. Waarom? Omdat we wilden weten wat er uit de rupsjes zou komen, logisch toch? Telkens als een blad vrijwel opgevreten was, legden we er een nieuw bij.

Uiteindelijk verpopten de rupsen. Twee maakten een gezellige tweepersoons cocon, zoals je op de foto kunt zien. En wat kwam eruit? Nee, geen vlinders, maar kleine, zwarte 'vliegjes': het waren bladwespen. Dat zijn wespen zonder de welbekende wespentaille.














Aan de rupsen is het goed te zien dat het geen echte rupsen zijn, oftewel larven van vlinders, maar zogenaamde bastaardrupsen. Je kunt dat zien aan het aantal paren schijnvoetjes. De echte rups heeft er hooguit vijf, deze rupsjes hebben er een stuk of negen! De schijnvoetjes zijn de kleine uitstulpingen aan het achterlijf, die na de pootjes komen.

Omdat er erg veel soorten zwarte bladwespen zijn, heb ik geen idee hoe de onze heet.

dinsdag 1 juni 2010

Correctie bij "mierentorentje" van 27 maart j.l.

Het torentje van zand dat we op 21 maart zagen, was helemaal niet door mieren gemaakt, maar door het vosje, een solitaire bij of zandbij. De mieren die we eruit zagen komen, hoorden daar niet thuis en waren inbrekers. Hoewel zandbijen solitair zijn, en ieder vrouwtje haar eigen nest graaft, worden de nesten vaak dicht bij elkaar gemaakt. Hetzelfde stuk grond kan in opeenvolgende jaren door dezelfde bijen gebruikt worden. Ieder nest is een verticale schacht in de grond met de ingang bovenin en heeft diverse zijkamers waar de bij nectar en stuifmeel opslaat als voedsel voor haar jongen.

Foto © James K Lindsey

Er bestaan veel soorten solitaire bijen die in het voorjaar en zomer op deze manier nesten bouwen in grasvelden of kale grond. Een algemeen voorkomende soort is Andrena fulva, die vosje wordt genoemd vanwege zijn roodbruine kleur.

woensdag 26 mei 2010

Hoera, overal afval!

Het is alweer een dag of tien geleden dat de staking van de vuilnisophalers in Amsterdam werd beëindigd. Op dat moment waren de bergen vuilniszakken en ander afval flink aangegroeid. Sommige vuilniszakken waren door vogels als kraaien en eksters opengescheurd of door kwajongens opengesneden. Afval dat niet meer in de overvolle afvalbakken paste kwam op straat terecht en raakte, samen met de uit de kapotte zakken losgeraakte rommel, op drift. Niemand was blij met de toenemende hoeveelheid vuilnis op straat, waarvan ook een deel in de grachten waaide.

Zei ik niemand?

Eén stelletje was daar juist heel blij mee: het paartje meerkoet dat net begonnen was met het bouwen van een nest in de gracht waaraan in woon. Dit nest werd gebouwd in een autoband die aan een boot hangt. Het mannetje sleepte, zeer enthousiast, grote hoeveelheden van de in het water drijvende plastic bekertjes, bakjes, zakjes en ander spul naar het nest, waar hij het aan het vrouwtje overhandigde. Op de een of andere manier slaagde zij erin het meeste in de autoband te krijgen en tot een kleurrijk nest te verwerken.

Zo zie je maar weer: wat de één afval of vuilnis noemt, vindt een ander juist prachtig materiaal om een kinderkamer mee te bekleden.

woensdag 5 mei 2010

Oliekever of blaartrekker


Tijdens onze vakantie op La Gomera, de vorige maand, zagen we deze twee trage, komisch aandoende, kevers. Ik herkende ze meteen als oliekevers, omdat ik ze één maal eerder had gezien - en als je ze eenmaal gezien hebt, vergeet je ze nooit meer, want ze lijken op geen enkele andere kever.

Oliekevers worden blaartrekkers genoemd, omdat ze bij gevaar een olie-achtige substantie uitscheiden (bij de poten) die onze huid kan irriteren, waardoor hij rood wordt of zelfs een blaar vormt.

De kevers die wij zagen waren beide zo'n 3 cm lang en dus vrouwtjes; mannetjes worden meestal niet langer dan ongeveer 1 cm.

De ontwikkeling van de kevers is nogal bijzonder. Een vrouwtje legt zeer veel eieren (enkele duizenden) in de grond en de zeer kleine larven die uitkomen, hebben een hard skelet en drie paar poten met aan iedere poot drie klauwtjes. Zij klimmen in een bloem en wachten tot een solitaire bij (een zandbij of sachembij - ze kunnen zich niet op honingbijen ontwikkelen) neerstrijkt om nectar te verzamelen. Ze klemmen zich aan de bij vast en laten zich naar zijn nest vervoeren, waar zij loslaten en zich tegoed doen aan een ei of jonge larve van de bij. Dan vervelt de keverlarve tot een zacht, zo goed als pootloos diertje, dat van het voedsel van de reeds opgevreten bijenlarve vreet. Vervolgens vervelt hij opnieuw en dan nog eens. Dan is hij een grote, zachte, pootloze larve geworden, die zich verpopt. De kever die, aan het eind van de zomer, uit de pop komt, blijft tot het volgende voorjaar in het nest van de bij. Dan pas komt hij te voorschijn om te paren en eieren te leggen.

zaterdag 27 maart 2010

Mierentorentje

Zondag, 21 maart, de eerste officiële lentedag, was zowaar de eerste lente-achtige dag van het jaar: een graad of twaalf en volop zon uit een blauwe lucht. Wat hebben we daarnaar verlangd, na een lange, koude winter!
















We trokken met zijn zevenen naar de Waterleidingduinen, die we bij de ingang Zandvoortselaan betraden. Langs de oude renbaan lopend, die nu een grote plas is met een stuk of wat eilandjes met bomen erop, zagen we massa’s aalscholvers en ook een zwaan die met zijn kop diep onder water aan het foerageren was. Hij hield zijn kop zo lang onder, dat we dachten dat hij dood was. Maar nee, opeens kwam hij even boven water om te ademen en daar ging hij weer naar beneden.

We liepen verder, hadden een picknick op een beschut plekje in de zon, en kwamen langs het Zwarteveld Kanaal. Op de grond zagen we een eigenaardig torentje van zo’n 2 cm hoog met een gat erin (zie foto boven). Wat kon dat gemaakt hebben? Kort erop zagen we er meer en uit één ervan kroop een mier, die even naar buiten keek en toen weer naar binnen verdween. Ik vermoed nu dat het in- en uitgangen zijn van ondergrondse mierenesten.

Natuurlijk moest er ook naar vogels gekeken worden. Uiteindelijk kwamen we bij de Oase aan, waar we wat dronken, voor we ons met de bus naar het station lieten rijden. Nog een treinreis, een wandeling door de stad, en we waren weer thuis.

donderdag 18 maart 2010

Arme muis


Toen ik gisteravond gegeten had en mijn bord op het aanrecht wilde zetten, zag ik tot mijn verbazing een muis bovenop een pannendeksel zitten. Maar wat me nog meer verbaasde was dat het dier niet onmiddellijk wegrende toen ik op hem af kwam. Ik stopte, liep langzaam achteruit, terug naar de tafel, zette het bord weer neer en ging, nog steeds langzaam achteruit lopend, de huiskamer in om mijn fototoestel te pakken.

Terwijl ik me naar de keuken haastte, verwachte ik dat de muis intussen verdwenen was, maar nee, hij zat er nog.

Dat was verdacht. Ik maakte een foto en toen hij zelfs van de flits niet op de vlucht sloeg, wist ik het zeker: de muis was zwak, ziek of oud, of alle drie tegelijk.

Ik gaf het dier een beetje water, maar na één likje hield hij op met drinken. Ook van het stukje kaas dat ik hem gaf, proefde hij slechts. Ik maakte nog een paar foto's, terwijl ik me afvroeg wat ik met de arme muis zou aanvangen. Uiteindelijk deed ik hem in een bakje (hij liet zich gemakkelijk vangen) en zette hem buiten.

Enige tijd bleef hij onbeweeglijk zitten, en toen liep hij weg, waggelend en slingerend als een dronkaard. Arm dier...