Posts tonen met het label Insect. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Insect. Alle posts tonen

woensdag 13 juni 2012

Twee libellenvleugels

Op vrijdagavond, 8 juni, overhandigde mijn vriend me iets wat hij uit zijn portemonnee haalde: twee vleugeltjes die ik direct herkende als de vleugels van een libel. Toen kwam het verhaal.



Hij was met vrienden wezen wandelen in de waterleidingduinen en op een pad op het eiland van Rolvers zagen ze deze vleugels liggen, te midden van wel honderd soortgelijke vleugels: een hele rij ervan en nergens restanten van de erbij behorende lichamen. Een andere wandelaar stond er ook naar te kijken. 'Opgegeten door muizen,' gaf hij als verklaring. 'Allemaal pas uit de laatste nimfenhuid gekropen libellen die hier op een kwetsbaar moment zijn overvallen.'

Dat kan heel goed. Insectenetende knaagdieren zullen zo'n sappig hapje niet laten gaan. Libellen leven als larven in het water en als de larve volgroeid is, kruipt hij het water uit en grijpt zich stevig vast aan een takje of stengel. De huid scheurt vanboven open en de volwassen libel komt hierdoor naar buiten. Zijn vleugels en lange achterlijf strekken zich uit en als de zon hem heeft opgewarmd, kan hij wegvliegen. In dit stadium zijn de libellen natuurlijk erg kwetsbaar en op dat moment moeten ze zijn overvallen door muizen of andere insecteneters. Dat er alleen vleugels zijn teruggevonden, komt omdat muizen en andere knaagdieren die insecten eten, de vleugels – en ook de poten – als oneetbaar laten liggen.


    Een viervleklibel ©
Leviathan1983; CC by-sa 3.0

Natuurlijk wilde ik proberen uit te vinden welke libellen dit waren. Ik zocht in mijn insectenboek, maar werd daar niet wijzer van, behalve dat geen van de afgebeelde libellen een vlek in het midden van de vleugels hadden. Op het internet vond ik eindelijk wat ik zocht: de vleugels leken sprekend op die van de veel voorkomende viervleklibel, oftewel Libellula quadrimaculata. Ik vertelde het mijn vriend en hoe reageerde hij? 'O ja! Dat zei die man ook: dat het viervleklibellen waren.'

vrijdag 11 november 2011

Bidsprinkhaan

'Hé, wat is dat voor een groot insect?'
We zitten te ontbijten op het terras in de nu al warme oktoberzon van Andalusia. Ik kijk om en zie hem zitten: een bidsprinkhaan. Opgewonden spring ik op, haast me naar onze kamer (ik beheers me en ren nog net niet) om mijn camera te pakken.
Het beest zit er nog, op de lage houten schutting. Ik loop er omheen om hem goed in beeld te krijgen en schiet een paar plaatjes.
'Heb hem!' zeg ik, als ik weer aan tafel zit.
'Mooi.'



De enige bidsprinkhanen die ik ooit gezien had, waren in Artis en op plaatjes. Nu eindelijk een in het echt. Het dier dat ik zag bleek een mannetje van de enige in Europa voorkomende soort Mantis religiosa. Hoewel ze bidsprinkhaan heten, zijn ze niet verwant aan sprinkhanen - ze kunnen niet eens springen, maar behoren ze tot een geheel eigen orde, die van de mantodea.

Alle bidsprinkhanen - er bestaan ongeveer 2300 soorten - hebben een driekantige kop met grote, samengestelde ogen. Het puntje midden in de ogen wordt wel pupil genoemd, maar dat is het niet, het is slechts een pigmentvlekje. De kop staat op een lange hals en is, voor insecten, zeer bewegelijk. Zonder zijn lichaam te bewegen kan het dier daardoor naar alle kanten uitkijken.

De voorpoten die de bidsprinkhaan zijn naam hebben gegeven, dienen om hun prooi te vangen (zie ook filmpje, onderaan). Laten we deze poten vergelijken met onze arm. Dan is de schouder verlengd t.o.v. de onze en gaat hij over in de bovenarm. Deze is het breedste deel en de binnenkant bevat een duidelijke rij stekels die de prooi kunnen ankeren. Deze stekels sluiten aan bij de stekels die ook op de onderarm zitten en wel zo, dat ze bij een gesloten ('biddende') poot precies in elkaar passen. Aan de onderarm zit ook nog een duidelijke 'vanghaak', die ook dient om de prooi vast te houden. Het laatste segment van de poot is, net als bij ieder insect, de voet (of hand, om de vergelijking met onze arm vol te houden).

De andere vier poten zijn zeer dun en lang. De bidsprinkhaan is geen snelle loper. De poten gebruikt hij voornamelijk om wat heen en weer te wiegen als er wind staat. Hierdoor lijkt hij op een takje of blaadje dat meebeweegt in de wind.

Onderstaande foto wil ik jullie niet onthouden. Een 'biddende' bidsprinkhaan in vooraanzicht.



Bekijk ook eens dit filmpje (Duits gesproken).

maandag 5 september 2011

Monsterlijke, zwarte ... rups?

Een week of twee terug, zagen we in de buurt van Broek in Waterland dit ongeveer 7 cm lange, rupsachtige wezen over ons pad kruipen. In eerste instantie dacht ik dat het een rups was, maar was dat wel zo? Toen ik hem nader bekeek, bleek het niet het geval. Het miste de zo rups-eigen schijnvoetjes aan het achterlijf, en zijn kop was erg keverachtig. Een kever dus, besloot ik. En gezien zijn grootte, moest het de larve zijn van een zeer grote kever. Maar welke? Ik kon er geen bedenken, maar het forum van Vara's Vroege Vogels bood uitkomst: het bleek de larve van de grote, spinnende waterkever, Hydrophilus piceus, te zijn.



Zoals zijn naam zegt, leeft deze kever in het water. Hij is met zijn maximaal 5 cm lengte de op één na grootste kever die in Nederland voorkomt. De allergrootste is het tot 8 cm grote vliegend hert.



De larve van de grote, spinnende waterkever leeft net als de volwassen kever in het water en is een geduchte rover, met als specialiteit waterslakken. Dit i.t.t. de volwassen kever, die van (rottende) planten en aas leeft. Waarom we hem dan op het land tegenkwamen? Als de larve volgroeid is kruipt hij het land op. Heeft hij een geschikt plekje gevonden, dan graaft hij daar een kuil waarin hij zich verpopt. We hadden dus puur geluk dat we hem juist op zijn zoektocht aantroffen.

O, en waarom de kever 'spinnende' waterkever heet? Omdat het vrouwtje een cocon spint waarin ze haar eitjes legt – een uitzonderlijk gedrag voor kevers.

vrijdag 26 augustus 2011

Wilde dieren in de duinen

Het verwondert me weleens hoeveel wilde dieren je kunt tegenkomen op een middag wandelen door de Waterleidingduinen.


Op 14 augustus j.l. zagen we kort na binnenkomst via de ingang Unicum deze zeker 8 cm lange rups. Ik herkende hem van plaatjes, maar had hem nooit eerder in levende lijve ontmoet: de wilgenhoutrups. Deze rups leeft twee á drie jaar verborgen binnenin takken en stammen van bomen (vooral wilgen, iepen en populieren) en de enige keer dat je hem kunt zien is als hij de boom verlaat om te gaan verpoppen.


Vervolgens zagen we een buizerd, een aantal jonge padden en snoeken. De eerste snoek stond in snelstromend water en was moeilijk te fotograferen, maar de tweede die we zagen lag te rusten op de zandbodem van een ondiep kanaal (zie foto). Het lichte vlekje op zijn rug is waarschijnlijk een wond.

Verder ging de wandeling. We bezochten de (tam geworden) vossen, die jongen hadden. Een jong begroef een stukje voedsel. Daartoe groef hij met zijn voorpoot een gat, legde het voedsel erin en maakte het gat dicht door er met zijn snuit zand overheen te schuiven. Natuurlijk zagen we weer veel damherten: hinden met jongen, en groepen mannetjes. De moeflons in hun omheining lieten zich ook even zien en in een boom zagen we een grote bonte specht.


Natuurlijk moet ik de vele sprinkhanen niet vergeten, die op sommige plekken bij iedere stap die we deden opsprongen. Bij enkele daarvan viel ons een blauwe kleur op: dat waren blauwvleugelsprinkhanen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de aalscholvers, waterjuffers, hommels, krakeenden en noem maar op.


Eén diersoort dat veel in de duinen voorkomt zijn we niet tegengekomen: de teek. Geen van ons betreurde dat gemis.

donderdag 5 mei 2011

Een geheime klapdeur

Zuid Kreta. We hadden een zware, steile afdaling achter de rug over en langs rotsblokken die we één keer alleen maar zittend konden nemen, en stonden op een brede richel nog behoorlijk hoog boven het strand van Prevelli. Mijn dijen trilden van de doorstane inspanning, daarom hielden we een moment rust en aten en dronken we van onze meegebrachte boterhammen en water.

Ik keek, zoals gewoonlijk, naar de rondkruipende en vliegende insecten. Een kleine bij of wesp landde op een kaal stukje grond vlakbij, krabbelde met zijn voorpootjes en … een piepklein, rond deurtje ging open. Razendsnel schoot het diertje de tunnel in die erachter lag en trok met zijn achterpootjes het deurtje achter zich dicht. Dit alles voltrok zich zo snel, dat het nauwelijks te volgen was.


Zoals op de foto te zien is, is het deurtje, dat een diameter had van weinig meer dan 2 mm (zie pijl), nauwelijks van de omgeving te onderscheiden.

Ik wist dat er bijen en wespen bestaan die tunnels maken, en ook dat ze die vaak dichtmaken met steentjes of zand, maar nergens kon ik iets vinden over een bij of wesp die een klapdeurtje maakt zoal ik hier heb beschreven. Als er iemand is die hier meer van weet, dan hoor ik dat graag!

woensdag 28 juli 2010

Waarom zijn de kastanjebomen zo bruin?


Ik liep laatst over het Van Bossepad in Amsterdam, waar veel paardenkastanjes staan. Het viel me op dat de bladeren bruin waren. Toen ik beter keek, zag ik lichtere en donkerder vlekken van onregelmatige vorm. Ik had geen camera bij me, dus liep door. Thuisgekomen keek ik in mijn boek Pests and Deseases en zag dat de vlekken konden duiden op een aanval van de paardenkastanjemineermot, Cameraria ohridella, die pas sinds 1985 in Europa voorkomt en waarschijnlijk uit Azië afkomstig is.




Vanmiddag liep ik er weer en nu gewapend met een camera. Ik nam een blad mee naar huis om alles beter te kunnen onderzoeken. Er waren duidelijk blaasjes te zien waarin rupsen zaten of hadden gezeten. Een ervan opende ik voorzichtig met een speld. En wat zag ik? Een hooguit 3 mm lange pop in een ronde cocon, met zijn laatste rupsenhuidje nog naast hem. Vlak bij de rand van het blad zag ik vervolgens iets bruins uitsteken: de resten van een uitgekomen pop.



Ik las dat deze mot kan overleven bij temperaturen tot -23°C en dat er tussen voorjaar en najaar wel drie generaties per jaar kunnen voorkomen. Omdat hier bijna geen natuurlijke vijanden van deze motten voorkomen, zullen de paardenkastanjes het zwaar te verduren krijgen.

maandag 19 juli 2010

Rare boom (2) en zwermende mieren









De rare boom is weg! Op 14 juli verleden jaar had ik het over de rare boom op de Brouwersgracht in Amsterdam - een iep waarschijnlijk - die zo dicht bij een hekje stond, dat hij eroverheen groeide. Klik hier om dat verhaal te lezen en de boom te zien. Gisteren liepen we toevallig weer langs die plek en wat zagen we tot onze schrik? De boom was weg, afgezaagd! Alleen een stompje was er nog van over, zoals je op de foto kunt zien. Ach, wat jammer.


Terwijl ik dit schrijf, zittend in de zon in de brede dakgoot die als balkon dienstdoet, vliegen de vliegende mieren mij opeens om de oren. Enkele vrouwtjes landen zelfs met een klein mannetje nog aan haar vast (ze paren in de lucht). Het blijkt erg moeilijk om ze samen digitaal vast te leggen, want het vrouwtje beweegt te veel en de mannetjes laten heel snel los. Vandaar deze wat bewogen foto.

Terugkijkend naar verleden jaar, zie ik dat ze dit jaar precies 14 dagen later zwermen.

woensdag 5 mei 2010

Oliekever of blaartrekker


Tijdens onze vakantie op La Gomera, de vorige maand, zagen we deze twee trage, komisch aandoende, kevers. Ik herkende ze meteen als oliekevers, omdat ik ze één maal eerder had gezien - en als je ze eenmaal gezien hebt, vergeet je ze nooit meer, want ze lijken op geen enkele andere kever.

Oliekevers worden blaartrekkers genoemd, omdat ze bij gevaar een olie-achtige substantie uitscheiden (bij de poten) die onze huid kan irriteren, waardoor hij rood wordt of zelfs een blaar vormt.

De kevers die wij zagen waren beide zo'n 3 cm lang en dus vrouwtjes; mannetjes worden meestal niet langer dan ongeveer 1 cm.

De ontwikkeling van de kevers is nogal bijzonder. Een vrouwtje legt zeer veel eieren (enkele duizenden) in de grond en de zeer kleine larven die uitkomen, hebben een hard skelet en drie paar poten met aan iedere poot drie klauwtjes. Zij klimmen in een bloem en wachten tot een solitaire bij (een zandbij of sachembij - ze kunnen zich niet op honingbijen ontwikkelen) neerstrijkt om nectar te verzamelen. Ze klemmen zich aan de bij vast en laten zich naar zijn nest vervoeren, waar zij loslaten en zich tegoed doen aan een ei of jonge larve van de bij. Dan vervelt de keverlarve tot een zacht, zo goed als pootloos diertje, dat van het voedsel van de reeds opgevreten bijenlarve vreet. Vervolgens vervelt hij opnieuw en dan nog eens. Dan is hij een grote, zachte, pootloze larve geworden, die zich verpopt. De kever die, aan het eind van de zomer, uit de pop komt, blijft tot het volgende voorjaar in het nest van de bij. Dan pas komt hij te voorschijn om te paren en eieren te leggen.

zaterdag 27 maart 2010

Mierentorentje

Zondag, 21 maart, de eerste officiële lentedag, was zowaar de eerste lente-achtige dag van het jaar: een graad of twaalf en volop zon uit een blauwe lucht. Wat hebben we daarnaar verlangd, na een lange, koude winter!
















We trokken met zijn zevenen naar de Waterleidingduinen, die we bij de ingang Zandvoortselaan betraden. Langs de oude renbaan lopend, die nu een grote plas is met een stuk of wat eilandjes met bomen erop, zagen we massa’s aalscholvers en ook een zwaan die met zijn kop diep onder water aan het foerageren was. Hij hield zijn kop zo lang onder, dat we dachten dat hij dood was. Maar nee, opeens kwam hij even boven water om te ademen en daar ging hij weer naar beneden.

We liepen verder, hadden een picknick op een beschut plekje in de zon, en kwamen langs het Zwarteveld Kanaal. Op de grond zagen we een eigenaardig torentje van zo’n 2 cm hoog met een gat erin (zie foto boven). Wat kon dat gemaakt hebben? Kort erop zagen we er meer en uit één ervan kroop een mier, die even naar buiten keek en toen weer naar binnen verdween. Ik vermoed nu dat het in- en uitgangen zijn van ondergrondse mierenesten.

Natuurlijk moest er ook naar vogels gekeken worden. Uiteindelijk kwamen we bij de Oase aan, waar we wat dronken, voor we ons met de bus naar het station lieten rijden. Nog een treinreis, een wandeling door de stad, en we waren weer thuis.

maandag 23 november 2009

Zuidelijk Boomsprinkhanen


Op 11 augustus vond ik een vrouwelijke sabelsprinkhaan (te herkennen aan de sabelvormige legboor en de zeer lange voelsprieten) op een blad van de druif zitten, pal achter het keukenraam. Op zich misschien niet zo bijzonder, maar dit dier had geen vleugels en de druif bevond zich op een balkon op drie-hoog, midden in de stad.

Nu kunnen insecten goed tegen loodrechte wanden klimmen, maar waarom passeerde deze de twee lager gelegen balkons om per se op onze druif te gaan zitten? Ze bleef er zelfs drie dagen achtereen, waarvan twee dagen op hetzelfde blad.



Zo'n zeven weken later, op 1 oktober, zat er op dezelfde druif alweer zo'n vleugelloze sprinkhaan, nu een mannetje. (De foto's zijn helaas wat wazig, omdat ze noodgedwongen door het vensterglas moesten worden genomen.)

Ik ben er na enig zoekwerk achter gekomen dat ze tot dezelfde soort behoren, en wel tot de zuidelijke boomsprinkhaan, Meconema meridionale. Deze soort komt pas sinds kort (1993 volgens het Nederlands Soortenregister) in Nederland voor en wordt vooral gevonden in de Randstad. Oorspronkelijk komt hij uit Zuid-Europa, vooral Zuid-Duitsland en Zuid-Frankrijk. Hoe deze sprinkhanen in Nederland (en België) zijn terechtgekomen is onduidelijk, maar men vermoedt dat ze op auto's zijn meegelift.

Intussen weet ik nu ook waarom ik de twee insecten op drie-hoog heb gevonden. In hun oorspronkelijke gebied houden ze zich vooral in de bovenste lagen van de bomen op. Logisch dus, dat ze dan ook het bovenste balkon van een flatgebouw verkiezen.

Goed om te weten: de zuidelijke boomsprinkhaan eet bladluizen. Dus niet meteen wegjagen (doodslaan is helemaal uit den boze!) als u er een op uw planten ziet zitten.

dinsdag 6 oktober 2009

Gele rups met rode staart

Gedurende onze vakantie in september wandelden we over het 'South West Coast Path' in Zuid-Engeland, van Teignmouth naar Weymouth. Op een van de dagen liepen we tussen Axmouth en Lyme Regis, over de zogenaamde 'Undercliff'. Hier loopt het pad over een klif die in 1839 is ingestort en die sindsdien een natuurreservaat is. Er groeit nu voornamelijk es, esdoorn en hazelnoot, die veelal zijn overwoekerd door klimop, terwijl varens overal in vochtige plekken te vinden zijn. We waanden ons in een oerwoud, zo groen was alles om ons heen.





In dat oerwoud kroop vlak langs het pad een mooie, harige rups over de grond. Hij was geel met vier witte haarbosjes op zijn rug en hij had een rode staart. Nadat ik hem had gefotografeerd, raakte mijn vriend hem even aan en meteen rolde het dier zich op.

Thuisgekomen van onze vakantie, ontdekte ik dat de rups een larve is van de zogenaamde Meriansborstel, een nachtvlinder die ook wel overdag actief is, en die de wetenschappelijke naam Calliteara pudibunda draagt. Deze vlinder behoort tot de familie der Lymantriidae of donsvlinders en vliegt voornamelijk tussen april en eind juni. De rupsen leven van allerlei loofbomen en verpoppen in oktober in losse cocons waarin ze hun haren verwerken. De cocons worden tussen de afgevallen bladeren van de voedselplanten gesponnen. De poppen overwinteren in de cocons tot het volgende voorjaar.

Ze komen ook in Nederland voor, maar daar ben ik er nog nooit een tegengekomen.

vrijdag 21 augustus 2009

Elzenvlieg



Op 19 april j.l. wandelden we van Breukelen naar Hollandsche Rading. We genoten van het heerlijke voorjaarsweer en vonden een prachtig, doodlopend, pad.



Ergens halverwege de tocht, rustten we op een betonnen iets - ik weet niet meer wat dat was. Een gaasvlieg-achtig insect vloog langzaam op me af en nam op mijn broekspijp plaats. Voorzichtig, om het niet weg te jagen, pakte in mijn camera, zette mijn been wat scheef en schoot een foto.

Thuisgekomen, vond ik uit dat het insect inderdaad een soort gaasvlieg is. Het heet Sialis lutaria, oftewel elzenvlieg, maar wordt ook wel watergaasvlieg of zelfs slijkvlieg genoemd.

De wijfjes leggen pakketten van zo'n 200 eieren op planten of stenen aan de oever van langzaam stromend of stilstaand water. De uitgekomen larven kruipen het water in, waar ze leven van kleine insecten en wormen. Aan het eind van de winter verpoppen ze in de modder. Vlak voor de volwassen dieren uit de pop komen, kruipen de poppen naar het wateroppervlakte. De volwassen dieren komen tussen april en juni tevoorschijn. Zij voeden zich niet en leven daarom maar enkele dagen: net lang genoeg om zich voort te planten.