Mijn vriend heeft een balkon op het zuid-oosten op drie hoog aan een kanaal in Amsterdam. Op 17 juni j.l. wees hij me op een mosje dat in een oude bloempot groeide. Het zag er bijzonder uit. Vanuit het donkergroene loof (het mos-lichaam) dat vrij glad was en plat op de bodem lag, groeiden paraplu-achtige lichaampjes op dunne stelen omhoog, waarvan sommige dicht en andere open (midden-boven op de foto) van structuur waren. Ook waren er op het loof kleine bekertjes zichtbaar (rechtsonder op de foto).
Ik maakte een paar foto's van het mosje en stuurde bovenstaande naar een van de fora van vroege vogels met de vraag of iemand wist hoe dit heette. Al snel kreeg ik antwoord: tot mijn genoegen bleek de Nederlandse naam parapluutjesmos te zijn! Voor de wetenschap heet het Marchantia polymorfa.
Door die naam in Google in te tikken, vond ik de mooiste foto's en tevens een prachtige overzichtstekening over de levenscyclus: de dichte parapluutjes vormen de spermatozoïden en de open parapluutjes de eicellen die in een sporendoosje ofwel sporangië zitten. Na de bevruchting (door de wind), vormen de vrouwelijke parapluutjes sporen die, nadat ze met de wind zijn meegevoerd en ergens op een vruchtbare bodem zijn neergekomen, zullen uitgroeien tot nieuwe mosjes.
En de bekertje? Die zorgen voor vegetatieve vermeerdering. Binnen in de bekertjes zitten korreltjes mos-weefsel die er door bijvoorbeeld een flinke regendruppel uit geschud worden en dan weer uitgroeien tot een nieuw mosje. Je zou kunnen zeggen dat die 'korreltjes' stekjes zijn van het mos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten