vrijdag 11 november 2011

Bidsprinkhaan

'Hé, wat is dat voor een groot insect?'
We zitten te ontbijten op het terras in de nu al warme oktoberzon van Andalusia. Ik kijk om en zie hem zitten: een bidsprinkhaan. Opgewonden spring ik op, haast me naar onze kamer (ik beheers me en ren nog net niet) om mijn camera te pakken.
Het beest zit er nog, op de lage houten schutting. Ik loop er omheen om hem goed in beeld te krijgen en schiet een paar plaatjes.
'Heb hem!' zeg ik, als ik weer aan tafel zit.
'Mooi.'



De enige bidsprinkhanen die ik ooit gezien had, waren in Artis en op plaatjes. Nu eindelijk een in het echt. Het dier dat ik zag bleek een mannetje van de enige in Europa voorkomende soort Mantis religiosa. Hoewel ze bidsprinkhaan heten, zijn ze niet verwant aan sprinkhanen - ze kunnen niet eens springen, maar behoren ze tot een geheel eigen orde, die van de mantodea.

Alle bidsprinkhanen - er bestaan ongeveer 2300 soorten - hebben een driekantige kop met grote, samengestelde ogen. Het puntje midden in de ogen wordt wel pupil genoemd, maar dat is het niet, het is slechts een pigmentvlekje. De kop staat op een lange hals en is, voor insecten, zeer bewegelijk. Zonder zijn lichaam te bewegen kan het dier daardoor naar alle kanten uitkijken.

De voorpoten die de bidsprinkhaan zijn naam hebben gegeven, dienen om hun prooi te vangen (zie ook filmpje, onderaan). Laten we deze poten vergelijken met onze arm. Dan is de schouder verlengd t.o.v. de onze en gaat hij over in de bovenarm. Deze is het breedste deel en de binnenkant bevat een duidelijke rij stekels die de prooi kunnen ankeren. Deze stekels sluiten aan bij de stekels die ook op de onderarm zitten en wel zo, dat ze bij een gesloten ('biddende') poot precies in elkaar passen. Aan de onderarm zit ook nog een duidelijke 'vanghaak', die ook dient om de prooi vast te houden. Het laatste segment van de poot is, net als bij ieder insect, de voet (of hand, om de vergelijking met onze arm vol te houden).

De andere vier poten zijn zeer dun en lang. De bidsprinkhaan is geen snelle loper. De poten gebruikt hij voornamelijk om wat heen en weer te wiegen als er wind staat. Hierdoor lijkt hij op een takje of blaadje dat meebeweegt in de wind.

Onderstaande foto wil ik jullie niet onthouden. Een 'biddende' bidsprinkhaan in vooraanzicht.



Bekijk ook eens dit filmpje (Duits gesproken).

maandag 5 september 2011

Monsterlijke, zwarte ... rups?

Een week of twee terug, zagen we in de buurt van Broek in Waterland dit ongeveer 7 cm lange, rupsachtige wezen over ons pad kruipen. In eerste instantie dacht ik dat het een rups was, maar was dat wel zo? Toen ik hem nader bekeek, bleek het niet het geval. Het miste de zo rups-eigen schijnvoetjes aan het achterlijf, en zijn kop was erg keverachtig. Een kever dus, besloot ik. En gezien zijn grootte, moest het de larve zijn van een zeer grote kever. Maar welke? Ik kon er geen bedenken, maar het forum van Vara's Vroege Vogels bood uitkomst: het bleek de larve van de grote, spinnende waterkever, Hydrophilus piceus, te zijn.



Zoals zijn naam zegt, leeft deze kever in het water. Hij is met zijn maximaal 5 cm lengte de op één na grootste kever die in Nederland voorkomt. De allergrootste is het tot 8 cm grote vliegend hert.



De larve van de grote, spinnende waterkever leeft net als de volwassen kever in het water en is een geduchte rover, met als specialiteit waterslakken. Dit i.t.t. de volwassen kever, die van (rottende) planten en aas leeft. Waarom we hem dan op het land tegenkwamen? Als de larve volgroeid is kruipt hij het land op. Heeft hij een geschikt plekje gevonden, dan graaft hij daar een kuil waarin hij zich verpopt. We hadden dus puur geluk dat we hem juist op zijn zoektocht aantroffen.

O, en waarom de kever 'spinnende' waterkever heet? Omdat het vrouwtje een cocon spint waarin ze haar eitjes legt – een uitzonderlijk gedrag voor kevers.

vrijdag 26 augustus 2011

Wilde dieren in de duinen

Het verwondert me weleens hoeveel wilde dieren je kunt tegenkomen op een middag wandelen door de Waterleidingduinen.


Op 14 augustus j.l. zagen we kort na binnenkomst via de ingang Unicum deze zeker 8 cm lange rups. Ik herkende hem van plaatjes, maar had hem nooit eerder in levende lijve ontmoet: de wilgenhoutrups. Deze rups leeft twee á drie jaar verborgen binnenin takken en stammen van bomen (vooral wilgen, iepen en populieren) en de enige keer dat je hem kunt zien is als hij de boom verlaat om te gaan verpoppen.


Vervolgens zagen we een buizerd, een aantal jonge padden en snoeken. De eerste snoek stond in snelstromend water en was moeilijk te fotograferen, maar de tweede die we zagen lag te rusten op de zandbodem van een ondiep kanaal (zie foto). Het lichte vlekje op zijn rug is waarschijnlijk een wond.

Verder ging de wandeling. We bezochten de (tam geworden) vossen, die jongen hadden. Een jong begroef een stukje voedsel. Daartoe groef hij met zijn voorpoot een gat, legde het voedsel erin en maakte het gat dicht door er met zijn snuit zand overheen te schuiven. Natuurlijk zagen we weer veel damherten: hinden met jongen, en groepen mannetjes. De moeflons in hun omheining lieten zich ook even zien en in een boom zagen we een grote bonte specht.


Natuurlijk moet ik de vele sprinkhanen niet vergeten, die op sommige plekken bij iedere stap die we deden opsprongen. Bij enkele daarvan viel ons een blauwe kleur op: dat waren blauwvleugelsprinkhanen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de aalscholvers, waterjuffers, hommels, krakeenden en noem maar op.


Eén diersoort dat veel in de duinen voorkomt zijn we niet tegengekomen: de teek. Geen van ons betreurde dat gemis.

donderdag 5 mei 2011

Een geheime klapdeur

Zuid Kreta. We hadden een zware, steile afdaling achter de rug over en langs rotsblokken die we één keer alleen maar zittend konden nemen, en stonden op een brede richel nog behoorlijk hoog boven het strand van Prevelli. Mijn dijen trilden van de doorstane inspanning, daarom hielden we een moment rust en aten en dronken we van onze meegebrachte boterhammen en water.

Ik keek, zoals gewoonlijk, naar de rondkruipende en vliegende insecten. Een kleine bij of wesp landde op een kaal stukje grond vlakbij, krabbelde met zijn voorpootjes en … een piepklein, rond deurtje ging open. Razendsnel schoot het diertje de tunnel in die erachter lag en trok met zijn achterpootjes het deurtje achter zich dicht. Dit alles voltrok zich zo snel, dat het nauwelijks te volgen was.


Zoals op de foto te zien is, is het deurtje, dat een diameter had van weinig meer dan 2 mm (zie pijl), nauwelijks van de omgeving te onderscheiden.

Ik wist dat er bijen en wespen bestaan die tunnels maken, en ook dat ze die vaak dichtmaken met steentjes of zand, maar nergens kon ik iets vinden over een bij of wesp die een klapdeurtje maakt zoal ik hier heb beschreven. Als er iemand is die hier meer van weet, dan hoor ik dat graag!

dinsdag 29 maart 2011

Nieuwsgierig

Gisteren maar weer eens naar Artis gegaan. De eerste omheining die je tegenkomt is die van o.a. de kamelen, watoessirunderen en ezels. De watoessirunderen, die oorspronkelijk uit midden-Afrika komen, hebben hoorns die wel een meter lang kunnen worden. Ze hebben dezelfde voorouder als onze koeien en gisteren kwam ik erachter dat ze met de koe minstens één karaktertrek gemeen hebben: ze zijn, net als onze koe, erg nieuwsgierig.


Hoe kwam ik daarachter? Op het zand in de omheining zat een wilde eend bovenop haar pas-uitgekomen pulletjes. Twee watoessirunderen stonden naar haar te kijken. Toen de kleine eendjes één voor één onder de moeder vandaan kwamen, werd het een van de runderen te gortig: hij boog zijn kop naar de eend om eraan te snuffelen. De waakzame moedereend pikte hem fel in de neus, waarop het rund geschrokken een stap achteruit deed. Zijn metgezel, hierdoor nog nieuwsgieriger geworden, deed een paar stapjes naar voren en ging ook snuffelen. Toen de eend opnieuw in de aanval ging, boog het rund snel zijn kop opzij.


Na dit avontuur besloten de watoessirunderen de eend en haar kleintjes maar met rus te laten.

donderdag 17 maart 2011

Zoetwatermosselen op de oever

Afgelopen zondag wandelden we een deel van het trekvogelpad: van De Rijp naar Zaandijk. Het was zacht, bewolkt en windstil, kortom, uitstekend wandelweer. Na een uurtje waren we bij het pontje bij Spijkerboor. Aan de andere kant, wist H, was café 't Heerenhuis. Daar zouden we wat gaan drinken. Helaas, het was sinds zaterdag gesloten! Dan maar door naar Oost Knollendam.

Op de Oudelandsdijk, met rechts van ons het kanaal, zagen we opeens erg veel zoetwatermosselen op de oever liggen, waarschijnlijk de schildermossel, Unio pictorum. Deze wordt zo genoemd, omdat in vroeger tijden schilders hun verf bewaarden in deze goed sluitende en met parelmoer bezette schelpen.



Ik weet niet hoe deze grote hoeveelheid schelpen op de kant zijn terechtgekomen. Ze leven op de bodem van het water en ik heb gelezen dat ze o.a. door grote karpers gegeten worden, maar ik weet zeker dat de karpers de leeggegeten schelpen niet de kant op gooien. Elders las ik dat ratten en kraaien ze ook eten. Maar kraaien heb ik nog nooit zien duiken. Zouden ratten ze dan opgedoken hebben?

Wie weet het? Graag reacties!

dinsdag 8 maart 2011

Vos als fotomodel

Normaal gesproken, als ik ergens een vos zie lopen, dan bevindt hij zich op grote afstand en verplaatst zich snel als een roodachtige schim door mijn blikveld. Nooit heb ik een vos daarom goed kunnen bekijken.

Wat schetst mijn verbazing daarom op zondag j.l.?


Op een plekje in de Amsterdamse Waterleidingduinen lag een vos zich te koesteren in de zon. Niets bijzonders, denk je. Maar … er stond een aantal fotografen omheen die ijverig aan het klikken waren. Deze vos was aan het werk als fotomodel.

Onze vriend W, die ons naar deze plek had gebracht, wist dat er nog twee vossen waren, die zich, net als deze, hadden omgeschoold tot fotomodel. Hun beloning: hondenbrokjes, stukjes brood, of wat men zoal voor eetbaars bij zich heeft.


En ja, de zonnende vos stond even later op om zijn beloning op te eisen.

Tja ...


Hoewel ik nu voor het eerst een vos van dichtbij kon bekijken en eindelijk eens kon zien hoe mooi getekend zijn vacht is, had ik toch gemengde gevoelens over de aanblik van deze tam geworden en volgevreten vos. Ook de boswachter was er niet blij mee, hoorden we van W. Als we W mogen geloven, zou de boswachter het liefst de voerende mensen willen beboeten, maar helaas, dat kan niet: het voeren van wilde dieren is nu eenmaal niet verboden. En dat is maar goed ook, anders zouden we 's winters de hongerige vogels niet meer mogen bijvoeren.

En toch ... ik hou gemengde gevoelens over het voeren van de vossen.

maandag 3 januari 2011

Zeldzame vogel



De eerste zondag van dit jaar was niet alleen zeer aangenaam wat het weer betreft, maar voor ons ook nog eens heel bijzonder. We struinden 's middags door de Waterleidingduinen en op een gegeven moment vloog er een grote roofvogel over ons heen, die wat op een buizerd leek, maar iets kleiner was: een havik, hoorden we. Alsof dat nog niet bijzonder genoeg was, stuitten we nog geen vijf minuten later op een groep mensen die allen hun camera's met telelenzen op één punt richtten: een klein. zwart-wit vogeltje aan de overkant van het smalle, stromende kanaal. Het bleek een in ons land zeer zeldzame zwartbuikwaterspreeuw te zijn. Ik probeerde er ook een paar foto's van te maken, maar helaas heb ik maar een klein, eenvoudig cameraatje zonder telelens, dus de kwaliteit is niet zo fraai.

De 'gewone' waterspreeuw (Cindrus cindrus) komt in Nederland weinig voor, maar de zwartbuikwaterspreeuw (Cindrus cindrus cindrus), die hiervan een ondersoort is, nog veel minder. Dit was dus wel een zeer bijzondere ontmoeting. Het is in Europa de enige zangvogel die volledig aan het water is aangepast. Hij heeft afsluitbare ogen en neusgaten en kan zich onder water razendsnel voortbewegen met gebruik van zijn poten en vleugels. De zwartbuikwaterspreeuw komt vooral voor in Scandinavië. De vogels jagen onder water op insecten kleine visjes.
Dat is op dit YouTube filmpje van BrandesEric goed te zien:



De wippende bewegingen van het vogeltje zijn ook karakteristiek voor deze soort.