woensdag 29 juli 2009

Nieuwsgierig lam

Gedurende dezelfde vakantie als die waarin we de doornappel zagen, logeerden we in het huisje op de boerderij van een Duitse vriendin. Hun boerderij was geen echte boerderij meer, maar ze hielden nog wel een stuk of zeven schapen, als hobby. Als we in en uit gingen, kwamen we altijd langs de weide waar de schapen met hun lammeren rondliepen of lagen te herkauwen.

Op een namiddag kwamen we thuis van een wandeling. We liepen dus weer langs de weide naar ons huisje en zagen een lam op een plek waar het niet hoorde, namelijk buiten de omheining. Zij liep op enige afstand achter ons aan, helemaal naar het huisje. Binnengekomen, deden we onze schoenen uit en keken toen stiekem naar buiten of ze er nog was. We zagen haar niet. Blijkbaar was ze terug gegaan.

Nee hoor!

Mijn vriend, die al in de woonkamer was, riep mij. En daar, bij de zijdeur, stond het ondeugende lam naar binnen te kijken, alsof ze zei: laat je mij er niet in? Op het moment dat ik een foto maakte, keek ze snel opzij. Nou ja, en profil was ze mooier en dat wist ze natuurlijk.

maandag 20 juli 2009

Wilgenstippelmot deel 3

Gisteren ging ik weer eens kijken bij de wilgen die eind mei-begin juni waren ingepakt en kaal gevreten door rupsen van de wilgenstippelmot (zie deel 1). Zoals ik had verwacht, zaten de bomen alweer vol in het blad. De zijde zat echter nog overal aan de stammen, takken en twijgen vastgeplakt.

Maar, waar eerst grote groepen rupsen te zien waren, vond ik nu achtergebleven poppenhuidjes: de volwassen wilgenstippelmotten waren uitgekomen. Enkele, zoals het motje op de foto, bleken verstrikt te zijn geraakt in de zijde die zijzelf, als rups, hadden gefabriceerd.

Ook liepen er verrassend veel sluipwespen rond, die sprekend leken op het exemplaar dat ik thuis had 'uitgebroed' (zie deel 2). Omdat de wespjes constant heel en weer liepen, was het mij helaas onmogelijk om ze digitaal vast te leggen.

vrijdag 17 juli 2009

Muis!

Op een dag in december van het vorige jaar, haalde ik de volle vuilniszak uit de bak en meteen viel er wat viezigheid op de grond. Geen wonder: er zaten twee gaten in de bodem, die, gezien de gekartelde randjes, het werk van een muis moesten zijn geweest.

De bak hing onder het aanrecht aan een deurtje dat van boven open ging. Heel handig, want dan kon je als je b.v. groenten schoonmaakte, de afval direct in de bak kieperen. De bak was bovendien altijd open, want vanwege de constructie paste er geen deksel op. Dat was al jaren zo en nog nooit had ik er een muis in gehad. Het deksel stond achter de bak op de grond. Misschien, dacht ik, had deze slimme muis die gebruikt als opstapje. Ik verwijderde hem, maakte alles rondom en in de bak schoon en hing de bak, leeg, terug.

Die nacht werden we wakker van een vreemd, ritmisch, getik. Ineens had ik het door: de muis was in de lege bak gesprongen en kon er nu niet meer uit. Ik hoopte dat hij snel moe zou worden. Maar nee, hij bleef maar springen. En springen... en springen... Omdat ik geen zin had om mijn schoenen en jas aan te trekken, met bak plus muis de trap af te gaan, de garage door te lopen om het dier op straat de vrijheid te geven, probeerde ik niet te luisteren naar de wanhoopssprongen van het arme dier. Natuurlijk lukte dat niet.

Na een slechte nacht stonden we op. Mijn vriend had het getik ook gehoord, maar niet geweten waar het vandaan kwam. Beiden keken we nu naar de muis die nog altijd niet moe was. 'Waarom heb je hem niet vrijgelaten?' vroeg hij. Ik wilde het hem uitleggen, maar bedacht toen dat ik niet naar beneden, naar de straat, had gehoeven. Ik had het dier aan de achterkant van mijn woning zo op het dak kunnen laten! Dat deed ik daarom nu maar meteen. De muis rende als een bezetene weg.

Een week later was de zak weer vol. Tot mijn schrik zat er weer een gat in, en terwijl ik ernaar keek, sprong er een dikke muis uit, even later gevolgd door een tweede. Beide verdwenen snel achter het aanrecht. Wat een slimme muis! En hij had zelfs een vriendinnetje meegenomen!

Sindsdien hangt de vuilnisbak niet meer aan het deurtje, maar staat hij in de keuken – met het deksel er stevig op!

dinsdag 14 juli 2009

Rare boom

Afgelopen donderdag liep ik wat door de Amsterdamse Jordaan te slenteren, toen ik aan een bijzondere boom moest denken die ik op een dag in maart, meer dan een jaar geleden, had gezien.


De boom stond vlak naast een ijzeren hekje. Met het groter en dikker worden van de stam was het weefsel steeds verder om het hekje heen gegroeid

Zoals gezegd, het was maart toen ik deze boom voor het eerst aanschouwde en omdat er nog geen blad aan zat, wist ik niet wat het er voor een was.




Donderdag j.l. besloot ik er daarom nogmaals heen te gaan. Hij is te vinden aan de zuidkant van de Brouwersgracht, tussen de Herengracht en de Langestraat, en goed te zien vanaf het wandelaars en fietsers bruggetje. Staande op dat bruggetje, zag ik mijn boom - tot mijn teleurstelling nog steeds volkomen kaal. Helaas. Hij was dood. Nu weet ik dus nog steeds niet wat voor een het er is.

donderdag 9 juli 2009

Jeugd en jonge jaren van de Groene Stinkwants

Is het geen droppie? Ik vind baby-wantsjes echt schatjes om te zien. Deze vond ik op 4 augustus verleden jaar in een wilde plant op het balkon van mijn vriend. Telkens als ik daar was, zocht ik in dezelfde plant en dan zag ik de diertjes weer, steeds een beetje groter en met minder zwart.


Op 30 augustus zagen ze eruit als op de foto links: nu helemaal groen en met een duidelijke vleugelaanleg aan weerszijden van het achterlijf.







Uiteindelijk werden ze volwassen wantsen. Op een zonnige namiddag, in half oktober, zat er een op een knalrood druivenblad. Dat zag er zo mooi uit, dat ik er natuurlijk meteen een foto van maakte.

Hoe de wants heet? Palomena prasina, ofwel Groene Stinkwants. Google maar eens waarom ze zo heten.

woensdag 8 juli 2009

Doornappel


Tijdens onze vakantie in noord Duitsland, alweer een paar jaar geleden, maakten we een strandwandeling langs de Oostzee, van Eckernförde richting Waabs. Op een gegeven moment zagen we deze grote plant in het zand staan. De prachtige lila bloemen waren bijna een decimeter lang en de stekelige vruchten, 5 cm of langer, leken wat op kanstanjes. Ik had nog nooit zo'n plant gezien en dus ging hij op de foto.

Veel later zag ik ze weer, nu in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Degene die met ons meewandelde wist me te vertellen dat het doornappels waren, zeer giftige planten.

Thuis zocht ik meer over deze planten op. Ze blijken familie te zijn van onze aardappel en tomaat en inderdaad zeer giftig, vanwege hallucinogene alkaloïden. Hij komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en Indianen gebruikten de plant om hallucinaties op te wekken. De plant werd in 1577 vanuit Mexico in Spanje ingevoerd. In Nederland arriveerde hij rond 1700. Nu komt hij in alle werelddelen voor.

Er zijn mensen die delen van de plant eten, roken of van de bladeren thee zetten om high te worden, maar kleine hoeveelheden geven meestal al een bad trip. (Ik heb dit zelf nooit geprobeerd!) Een iets te hoge dosis kan bewusteloosheid of zelfs de dood veroorzaken.

De Engelsen hebben diverse namen voor deze plant, maar deze vind ik de leukste en meest toepasselijke: Mad Apple.

dinsdag 7 juli 2009

Parapluutjesmos3


Een paar dagen geleden maakte ik deze foto van een van de vrouwelijke parapluutjes, waaronder duidelijk de sporendoosjes of sporangiën met de geel gekleurde sporen te zien zijn.

Ondanks de hitte met felle zon en droogte van de laatste tijd is het mos goed gegroeid. Alleen de stekjes zijn nog niet veel groter geworden. Die hebben waarschijnlijk meer van de droogte te lijden gehad.

maandag 6 juli 2009

Vliegende mieren en meerkoeten



Ik zat gisteren bij mijn Frans balkonnetje dat uitkijkt op een binnentuin en een geteerd dak, toen ik een vliegende mier vlak bij me over dat dak zag lopen. Zo'n kleintje, dat op een wespje lijkt; een mannetje dus. Het was rond half vijf in de
middag, de lucht was grijs en de atmosfeer drukkend bij een temperatuur van rond de 26°C. Al spoedig zag ik meer gevleugelde mieren. Vreemd genoeg waren de meeste mannetjes. Ik liep het huis door en ging, met camera, via mijn schrijfkamertje het zinken dak op. Ook daar liepen veel vliegende mieren rond: een paar grote dikke vrouwtjes en veel kleine mannetjes.

Iets later op de avond, rond 7 uur, bevond ik me op het balkon van mijn vriend en ook hier vond ik veel vliegende mieren.

Aan de overkant van het kanaal, in een autoband die aan een woonboot hangt, was een meerkoetennest. Het nest was leeg. Even later zag ik beide meerkoeten zwemmen. Maar... geen jongen? Gedurende anderhalve week had ik het nest niet gezien. Zouden de jongen in die tijd zijn uitgekomen en nu al in de maag van een rat of reiger zijn beland, of 'gewoon' zijn doodgegaan? Ik zal het nooit weten.

Wat me aan de twee meerkoeten opviel, was dat ze constant om zich heen pikten op het wateroppervlak. Wat deden ze toch? Ineens wist ik het: ze pikten ongetwijfeld de vele op het water terechtgekomen vliegende mieren op! Een heerlijk hapje voor ze.

zaterdag 4 juli 2009

Gek wit beestje


Dit voorjaar, op 29 mei, zat ik heerlijk in het zonnetje op het balkon (ja, dát balkon), toen mijn oog viel op een wit vlekje op een blad van de framboos die daar in een pot staat. Het vlekje bewoog, dus ik moest het natuurlijk onmiddellijk inspecteren. Ik herkende het als de larve van een lieveheersbeestje dat gebruikt wordt voor de biologische bestrijding van wolluis in de glastuinbouw. Na enig zoeken vond ik de naam: Cryptolaemus montrouzieri. Dit lieveheersbeestje komt voor in Autralië(!) en hoewel ontsnapte kevers in Nederland ook weleens in het 'wild' worden aangetroffen, hebben ze zich hier (nog) niet gevestigd.

Hoe kwam dit diertje dan op deze framboos die al een jaar op het balkon stond, ver van kassen verwijderd?

Na email contact met de plantenziektekundige dienst in Wageningen, kwam ik erachter dat er ook een ander lieveheersbeestje bestaat dat zulke larven voortbrengt en dat in onze streken voorkomt. Het heet Scymus en hiervan bestaan enkele soorten. Deze larven en kevers leven van bladluis, wat klopt, want ik had 'mijn' larve een bladluis zien verorberen. Zo leer je telkens weer wat nieuws!

Opmerking: op de foto zie je helemaal onderaan de larve een geel vlekje. Dat is zijn kop.

vrijdag 3 juli 2009

Wilgenstippelmot deel 2



Negen dagen later, op 17 juni, ging ik weer eens kijken naar de ingepakte wilgen. Op het eerste gezicht leek er niet veel veranderd, totdat ik de bomen nauwkeuriger onderzocht: hier en daar ontvouwde zich een klein, zacht-groen blaadje. Ik kon nu met zekerheid vaststellen dat de bomen inderdaad wilgen waren.

Ik liep om de stammen heen en zocht naar rupsen. Daar waren ze, in groten getale. Het is altijd weer verbazend hoe je eerst niets ziet en als je na wat speurwerk eindelijk vindt wat je zoekt, je het gevondene dan ineens overal ziet. Zo verging het mij dus met de rupsen.

Ze zagen er anders uit dan voorheen, want ze waren massaal aan het verpoppen: ze werden korter en dikker en diverse waren al in een volledige pop veranderd. Helaas had ik geen camera bij me, daarom nam ik twee poppen mee naar huis - ook om te zien wat eruit zou komen, natuurlijk!



Al op 24 juni kwam de eerste pop uit. Tot mijn verbazing was het geen witte mot met zwarte stippels, zoals ik verwacht had, maar een sluipwesp! Deze pop was dus geparasiteerd. Zeer waarschijnlijk had de moeder van de uitgekomen wesp haar ei in een jonge pop gelegd. De uitgekomen wespenlarve vrat de inhoud van de stippelmotpop op, waarna hij zich zelf in de overgebleven huid verpopte en uiteindelijk als nieuwe wesp ter wereld kwam.

De andere pop is nu nog steeds niet uitgekomen. Ik heb daarom goede hoop dat hieruit wel een motje zal komen. Ik houd jullie op de hoogte.

donderdag 2 juli 2009

Parapluutjesmos2


Omdat mijn vriend het parapluutjesmos heel bijzonder vond, zette hij het in drie delen over in een grotere bak. Blijkbaar had hij door het hanteren ervan de 'korreltjes' uit de 'bekertjes' geschud (zie hiervoor parapluutjesmos1), want binnen een paar dagen zagen we overal kleine puntjes in de aarde. We pakten een loep erbij en zagen dat het inderdaad 'stekjes' waren van het mos! Op de foto (op 15 juni gemaakt) zijn ze goed te zien.

Nu maar afwachten hoe snel ze zullen groeien. hieronder zijn een paar van die 'bekertjes'met daarin de 'korreltjes' vergroot te zien.

woensdag 1 juli 2009

Wilgenstippelmot deel 1

Op 8 juni j.l. fietste ik in Amsterdam over het korte fietspad dat de Sarphatistraat met het Entrepotdok verbindt, en daar zag ik iets bijzonders: de grote wilgen die daar bij elkaar staan, waren alle van beneden tot het topje van de kruin ingepakt in een fijn, wit zijde.



Even dacht ik dat de inpak-kunstenaar Christo bezig was geweest, maar toen viel mijn oog op de vele rupsen (ik was uiteraard afgestapt om de bomen te inspecteren). Er moeten er duizenden zijn geweest. De bomen waren volkomen kaal gevreten, geen enkel blaadje was gespaard. Van andere planten eromheen, o.a. de klimop die tegen een van de stammen groeide, was geen enkel blad aangevreten, ondanks dat ook deze planten in dezelfde zijde waren ingepakt.

Het was duidelijk: dit was het werk van de rupsen van de wilgenstippelmot, Yponomeuta rorrella.


parapluutjesmos1

Mijn vriend heeft een balkon op het zuid-oosten op drie hoog aan een kanaal in Amsterdam. Op 17 juni j.l. wees hij me op een mosje dat in een oude bloempot groeide. Het zag er bijzonder uit. Vanuit het donkergroene loof (het mos-lichaam) dat vrij glad was en plat op de bodem lag, groeiden paraplu-achtige lichaampjes op dunne stelen omhoog, waarvan sommige dicht en andere open (midden-boven op de foto) van structuur waren. Ook waren er op het loof kleine bekertjes zichtbaar (rechtsonder op de foto).



Ik maakte een paar foto's van het mosje en stuurde bovenstaande naar een van de fora van vroege vogels met de vraag of iemand wist hoe dit heette. Al snel kreeg ik antwoord: tot mijn genoegen bleek de Nederlandse naam parapluutjesmos te zijn! Voor de wetenschap heet het Marchantia polymorfa.

Door die naam in Google in te tikken, vond ik de mooiste foto's en tevens een prachtige overzichtstekening over de levenscyclus: de dichte parapluutjes vormen de spermatozoïden en de open parapluutjes de eicellen die in een sporendoosje ofwel sporangië zitten. Na de bevruchting (door de wind), vormen de vrouwelijke parapluutjes sporen die, nadat ze met de wind zijn meegevoerd en ergens op een vruchtbare bodem zijn neergekomen, zullen uitgroeien tot nieuwe mosjes.


En de bekertje? Die zorgen voor vegetatieve vermeerdering. Binnen in de bekertjes zitten korreltjes mos-weefsel die er door bijvoorbeeld een flinke regendruppel uit geschud worden en dan weer uitgroeien tot een nieuw mosje. Je zou kunnen zeggen dat die 'korreltjes' stekjes zijn van het mos.