donderdag 17 juni 2010

Onechte rupsen

Op een dag zaten er zomaar ineens allemaal gaatjes in enkele bladeren van onze framboos. Wat bleek? Aan de onderkant van de bladeren waren kleine rupsjes aan het vreten. We plukten een blad waarop veel rupsjes zaten af en stopten het in een plastic bak met wat vochtig keukenpapier. Waarom? Omdat we wilden weten wat er uit de rupsjes zou komen, logisch toch? Telkens als een blad vrijwel opgevreten was, legden we er een nieuw bij.

Uiteindelijk verpopten de rupsen. Twee maakten een gezellige tweepersoons cocon, zoals je op de foto kunt zien. En wat kwam eruit? Nee, geen vlinders, maar kleine, zwarte 'vliegjes': het waren bladwespen. Dat zijn wespen zonder de welbekende wespentaille.














Aan de rupsen is het goed te zien dat het geen echte rupsen zijn, oftewel larven van vlinders, maar zogenaamde bastaardrupsen. Je kunt dat zien aan het aantal paren schijnvoetjes. De echte rups heeft er hooguit vijf, deze rupsjes hebben er een stuk of negen! De schijnvoetjes zijn de kleine uitstulpingen aan het achterlijf, die na de pootjes komen.

Omdat er erg veel soorten zwarte bladwespen zijn, heb ik geen idee hoe de onze heet.

dinsdag 1 juni 2010

Correctie bij "mierentorentje" van 27 maart j.l.

Het torentje van zand dat we op 21 maart zagen, was helemaal niet door mieren gemaakt, maar door het vosje, een solitaire bij of zandbij. De mieren die we eruit zagen komen, hoorden daar niet thuis en waren inbrekers. Hoewel zandbijen solitair zijn, en ieder vrouwtje haar eigen nest graaft, worden de nesten vaak dicht bij elkaar gemaakt. Hetzelfde stuk grond kan in opeenvolgende jaren door dezelfde bijen gebruikt worden. Ieder nest is een verticale schacht in de grond met de ingang bovenin en heeft diverse zijkamers waar de bij nectar en stuifmeel opslaat als voedsel voor haar jongen.

Foto © James K Lindsey

Er bestaan veel soorten solitaire bijen die in het voorjaar en zomer op deze manier nesten bouwen in grasvelden of kale grond. Een algemeen voorkomende soort is Andrena fulva, die vosje wordt genoemd vanwege zijn roodbruine kleur.

woensdag 26 mei 2010

Hoera, overal afval!

Het is alweer een dag of tien geleden dat de staking van de vuilnisophalers in Amsterdam werd beëindigd. Op dat moment waren de bergen vuilniszakken en ander afval flink aangegroeid. Sommige vuilniszakken waren door vogels als kraaien en eksters opengescheurd of door kwajongens opengesneden. Afval dat niet meer in de overvolle afvalbakken paste kwam op straat terecht en raakte, samen met de uit de kapotte zakken losgeraakte rommel, op drift. Niemand was blij met de toenemende hoeveelheid vuilnis op straat, waarvan ook een deel in de grachten waaide.

Zei ik niemand?

Eén stelletje was daar juist heel blij mee: het paartje meerkoet dat net begonnen was met het bouwen van een nest in de gracht waaraan in woon. Dit nest werd gebouwd in een autoband die aan een boot hangt. Het mannetje sleepte, zeer enthousiast, grote hoeveelheden van de in het water drijvende plastic bekertjes, bakjes, zakjes en ander spul naar het nest, waar hij het aan het vrouwtje overhandigde. Op de een of andere manier slaagde zij erin het meeste in de autoband te krijgen en tot een kleurrijk nest te verwerken.

Zo zie je maar weer: wat de één afval of vuilnis noemt, vindt een ander juist prachtig materiaal om een kinderkamer mee te bekleden.

woensdag 5 mei 2010

Oliekever of blaartrekker


Tijdens onze vakantie op La Gomera, de vorige maand, zagen we deze twee trage, komisch aandoende, kevers. Ik herkende ze meteen als oliekevers, omdat ik ze één maal eerder had gezien - en als je ze eenmaal gezien hebt, vergeet je ze nooit meer, want ze lijken op geen enkele andere kever.

Oliekevers worden blaartrekkers genoemd, omdat ze bij gevaar een olie-achtige substantie uitscheiden (bij de poten) die onze huid kan irriteren, waardoor hij rood wordt of zelfs een blaar vormt.

De kevers die wij zagen waren beide zo'n 3 cm lang en dus vrouwtjes; mannetjes worden meestal niet langer dan ongeveer 1 cm.

De ontwikkeling van de kevers is nogal bijzonder. Een vrouwtje legt zeer veel eieren (enkele duizenden) in de grond en de zeer kleine larven die uitkomen, hebben een hard skelet en drie paar poten met aan iedere poot drie klauwtjes. Zij klimmen in een bloem en wachten tot een solitaire bij (een zandbij of sachembij - ze kunnen zich niet op honingbijen ontwikkelen) neerstrijkt om nectar te verzamelen. Ze klemmen zich aan de bij vast en laten zich naar zijn nest vervoeren, waar zij loslaten en zich tegoed doen aan een ei of jonge larve van de bij. Dan vervelt de keverlarve tot een zacht, zo goed als pootloos diertje, dat van het voedsel van de reeds opgevreten bijenlarve vreet. Vervolgens vervelt hij opnieuw en dan nog eens. Dan is hij een grote, zachte, pootloze larve geworden, die zich verpopt. De kever die, aan het eind van de zomer, uit de pop komt, blijft tot het volgende voorjaar in het nest van de bij. Dan pas komt hij te voorschijn om te paren en eieren te leggen.

zaterdag 27 maart 2010

Mierentorentje

Zondag, 21 maart, de eerste officiële lentedag, was zowaar de eerste lente-achtige dag van het jaar: een graad of twaalf en volop zon uit een blauwe lucht. Wat hebben we daarnaar verlangd, na een lange, koude winter!
















We trokken met zijn zevenen naar de Waterleidingduinen, die we bij de ingang Zandvoortselaan betraden. Langs de oude renbaan lopend, die nu een grote plas is met een stuk of wat eilandjes met bomen erop, zagen we massa’s aalscholvers en ook een zwaan die met zijn kop diep onder water aan het foerageren was. Hij hield zijn kop zo lang onder, dat we dachten dat hij dood was. Maar nee, opeens kwam hij even boven water om te ademen en daar ging hij weer naar beneden.

We liepen verder, hadden een picknick op een beschut plekje in de zon, en kwamen langs het Zwarteveld Kanaal. Op de grond zagen we een eigenaardig torentje van zo’n 2 cm hoog met een gat erin (zie foto boven). Wat kon dat gemaakt hebben? Kort erop zagen we er meer en uit één ervan kroop een mier, die even naar buiten keek en toen weer naar binnen verdween. Ik vermoed nu dat het in- en uitgangen zijn van ondergrondse mierenesten.

Natuurlijk moest er ook naar vogels gekeken worden. Uiteindelijk kwamen we bij de Oase aan, waar we wat dronken, voor we ons met de bus naar het station lieten rijden. Nog een treinreis, een wandeling door de stad, en we waren weer thuis.

donderdag 18 maart 2010

Arme muis


Toen ik gisteravond gegeten had en mijn bord op het aanrecht wilde zetten, zag ik tot mijn verbazing een muis bovenop een pannendeksel zitten. Maar wat me nog meer verbaasde was dat het dier niet onmiddellijk wegrende toen ik op hem af kwam. Ik stopte, liep langzaam achteruit, terug naar de tafel, zette het bord weer neer en ging, nog steeds langzaam achteruit lopend, de huiskamer in om mijn fototoestel te pakken.

Terwijl ik me naar de keuken haastte, verwachte ik dat de muis intussen verdwenen was, maar nee, hij zat er nog.

Dat was verdacht. Ik maakte een foto en toen hij zelfs van de flits niet op de vlucht sloeg, wist ik het zeker: de muis was zwak, ziek of oud, of alle drie tegelijk.

Ik gaf het dier een beetje water, maar na één likje hield hij op met drinken. Ook van het stukje kaas dat ik hem gaf, proefde hij slechts. Ik maakte nog een paar foto's, terwijl ik me afvroeg wat ik met de arme muis zou aanvangen. Uiteindelijk deed ik hem in een bakje (hij liet zich gemakkelijk vangen) en zette hem buiten.

Enige tijd bleef hij onbeweeglijk zitten, en toen liep hij weg, waggelend en slingerend als een dronkaard. Arm dier...

dinsdag 8 december 2009

Moeflons in de duinen

Enkele malen per jaar wandelen mijn vriend en ik door de Amsterdamse Waterleidingduinen en dan komen we weleens langs de omheining waarin zich een populatie moeflons moet bevinden. Ik zeg 'moet', want geen enkele keer zag ik ook maar een glimp van de dieren.



In april 2009 kwamen we er weer, dit maal vergezeld van onze vriend W. Toen we dichterbij de omheining kwamen, hoorden we gemekker van schapen.

'Ik hoor ze al,' zei W.



Dat waren de moeflons? Ik kon het moeilijk geloven. Omdat ik zelfs nog nooit een plaatje van een moeflon had gezien, dacht ik – misschien door de klank van hun naam – dat het vrij grote, forse dieren waren. Zo'n dier mekkert toch niet als een schaap? Toen kwam er een groepje van vier mannetjes tevoorschijn en het beeld dat ik van ze had brak in duizend stukken: deze dieren zijn klein en slank, waarschijnlijk zelfs kleiner dan schapen. Twee mannetjes verdwenen al snel, maar de andere twee bleven nog even bij ons in de buurt. Het viel ons op dat de hoeven erg lang waren uitgegroeid, wat ook op de foto's goed te zien is. Volgens W kwam dat omdat moeflons in het wild op rotsachtige bodem leven, waar de hoeven snel slijten.

Na wat speurwerk in boeken en op het internet, vond ik dat moeflons oorspronkelijk voorkwamen in lichte naaldbossen met dichte ondergroei op de berghellingen van Sardinië en Corsica. Is de bodem daar rotsachtig? Ik denk het niet.

Door overbejaging en habitatverlies leven er op Sardinië en Corsica tegenwoordig nog maar een paar honderd moeflons. Elders in Europa, waar ze in de achttiende eeuw zijn ingevoerd (voor de jacht!), gedijen ze echter goed. Op de Nederlandse Veluwe alleen al leven er zo'n driehonderd en sinds enige tijd is er dus ook de kleine populatie in de Waterleidingduinen.