

In dat oerwoud kroop vlak langs het pad een mooie, harige rups over de grond. Hij was geel met vier witte haarbosjes op zijn rug en hij had een rode staart. Nadat ik hem had gefotografeerd, raakte mijn vriend hem even aan en meteen rolde het dier zich op.
Thuisgekomen van onze vakantie, ontdekte ik dat de rups een larve is van de zogenaamde Meriansborstel, een nachtvlinder die ook wel overdag actief is, en die de wetenschappelijke naam Calliteara pudibunda draagt. Deze vlinder behoort tot de familie der Lymantriidae of donsvlinders en vliegt voornamelijk tussen april en eind juni. De rupsen leven van allerlei loofbomen en verpoppen in oktober in losse cocons waarin ze hun haren verwerken. De cocons worden tussen de afgevallen bladeren van de voedselplanten gesponnen. De poppen overwinteren in de cocons tot het volgende voorjaar.
Ze komen ook in Nederland voor, maar daar ben ik er nog nooit een tegengekomen.